Agglomeratie
Een agglomeratie is een stedelijk gebied met meerdere kernen dat bestaat uit verschillende gemeenten waarvan de buurten of bedrijventerreinen zo dicht tegen elkaar aan liggen dat het één stad lijkt en door inwoners vaak ook zo wordt gebruikt. In het geval van Amsterdam bestaat de agglomeratie uit het aaneengesloten stedelijk gebied in de gemeenten Zaanstad, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Amstelveen.
Agglomeratiekracht
Extra waarde die ontstaat als er in een stedelijk gebied concentraties van bedrijven, kennisinstellingen en menselijk kapitaal dicht bij elkaar liggen, die goed zijn verbonden, zowel met elkaar als met de rest van de wereld. Mensen, instellingen en bedrijven kunnen profiteren van de nabijheid van deze concentraties.
Antropoceen
Betekent ‘geologisch tijdperk van de mens’, waarin menselijke activiteiten overal op aarde klimaat en ecosystemen beïnvloeden.
Aquathermie
Verzamelnaam voor de winning, opslag en distributie van warmte en/of koude uit oppervlaktewater, drinkwater of afvalwater.
Biodiversiteit
De verscheidenheid van het leven, op het niveau van soorten en ecosystemen. Biodiversiteit omvat alle soorten die er op aarde zijn, waaronder alle dier- en plantensoorten. Naast de verscheidenheid aan soorten omvat biodiversiteit ook de diverse ecosystemen (leefgebieden) waar die soorten voorkomen. In Amsterdam leven zo’n 10.000 soorten dieren en planten.
Bouwdynamiek in de bestaande stad
Dit betreft het vervangen, aanpassen en uitbreiden van bestaande panden in de stad. Denk aan het uitbouwen in binnentuinen en het bijbouwen van extra verdiepingen, kelders en balkons. Dit speelt vooral in de stadsdelen binnen de ring.
Burgerberaad
Op basis van loting wordt een groep burgers geselecteerd voor een burgerberaad. Middels onderlinge beraadslagingen en een bindend advies aan het bestuur helpt deze groep bij het doorbreken van politieke impasses en het vinden van draagvlak voor oplossingen voor een complex probleem.
Buurtbatenovereenkomst
Een buurtbatenovereenkomst is een afspraak waaruit de consensus blijkt over het algemeen nut van een specifiek project in de betreffende buurt. Bij zo’n overeenkomst (behoudens vastgestelde wettelijke ruimte) blijkt voldoende draagvlak in de buurt en mag een project doorgaan. In veel wijken zijn buurtplatforms, Huizen van de Wijk en buurtraden goede contractpartners.
Centrumgebied
De binnenstad en de aangrenzende buurten in West, Zuid en Oost vervullen binnen de stad en ver daarbuiten een unieke en onvervangbare rol als stadscentrum. Hier ligt een grote opgave om de balans te bewaren tussen de stedelijke, nationale en internationale centrumfunctie en de lokale betekenis voor bewoners en mensen die er werken.
Circulaire hub
Plek waar veel grondstoffen en reststoffen bij elkaar komen en worden verwerkt.
Community wealth building
Community wealth building is een economisch model dat al in werking is in steden als Cleveland (VS), Preston (VK) en Mondragon (Spanje). Hierbij worden de werelden van semipublieke instellingen (ankerinstituties) en lokaal initiatief kortgesloten, zodat een meer op publieke waarde(n) gebaseerd economisch systeem ontstaat, gestut door een grote coöperatieve beweging. In deze benadering worden grond en vastgoed als publieke goederen behandeld en ontstaat een lokaal gewortelde economie
Compacte stad
Een compacte stad staat voor een stad waar de ruimte slim en intensief benut wordt, waardoor veel voorzieningen zich op wandel- en afstand bevinden. In de omgevingsvisie wordt deze ambitie gekoppeld aan de wens om ook een mooie stad te zijn.
Dragend openbaar vervoer
Het stedelijk tram- en busnetwerk voor de verbinding en de ontsluiting van wijken. Naast deze categorie in het openbaar vervoer netwerk worden andere categorieën onderscheiden: trein, hoogwaardig openbaar vervoer en onderliggend openbaar vervoer
Duurzame stad
Een duurzame stad is een stad die toekomstbestendig is en het draagvermogen van de planeet niet overschrijdt. Het bewustzijn dat het klimaat verandert, de invloed van menselijk handelen daarop en dat we maar één aarde hebben, spelen daarbij een belangrijke rol. Dit vergt onder andere nieuwe duurzame energiesystemen, een circulaire economie en een aanpassing van de stad op de gevolgen van veranderingen in het klimaat.
Ecologisch plafond
In de donut-benadering van de economie gaat het om het inrichten van een economie die de planetaire grenzen respecteert. Het ecologisch plafond staat voor de maximale belasting die de aarde aankan. Denk aan luchtvervuiling, klimaatverandering en uitgeputte bodems.
Energie hub
Plek waar verschillende soorten energie bij elkaar komen en omgezet en opgeslagen worden. In de toekomst gaat het dan vooral om de omzetting van duurzame energiestromen. Denk aan de omzetting van elektriciteit naar waterstof en andersom.
Energietransitie
De overgang van een op fossiele energie (olie, aardgas, steenkolen) gebaseerde samenleving naar op duurzame energie (wind, zon, waterkracht en biomassa) gebaseerde samenleving. Onderdeel van de energietransitie is ook het benutten van mogelijkheden voor energiebesparing en het meer decentraal organiseren van de energievoorziening.
Erfpacht
Als u een huis koopt, staat dit meestal op ‘eigen grond’. Maar soms blijft de grond met daarop de woning eigendom van de eigenaar. U krijgt als koper alleen het gebruiksrecht, het erfpachtrecht. In Amsterdam geldt dat veel woningen en andere gebouwen op grond staan die van de gemeente blijft. De eigenaar van het gebouw betaalt hiervoor een jaarlijkse bedrag aan de gemeente. Dat heet erfpachtcanon. De gebouweigenaar kan in Amsterdam de canon ook voor langere tijd of eeuwigdurend afkopen.
Faunauittreedplaats
Plek waar dieren veilig het water in en uit kunnen
Functiemenging
De mate waarin verschillende soorten ruimtegebruik, zoals wonen, werken, winkelen, zorg, onderwijs en ontspanning, met elkaar gemengd zijn in een gebied. In een buitenwijk en op een bedrijventerrein is sprake van minder functiemenging dan in een 19e-eeuwse stadswijk.
Gebiedsontwikkeling
De ontwikkeling van een afgebakend gebied waarbij alle functies meegenomen worden. Het is een samenwerking van overheid, marktpartijen en instellingen, met inbreng van burgers. Gebiedsontwikkeling kent duidelijke fases van planvorming via bouw tot oplevering en gebruik.
Gelijkwaardige informatiepositie
Voor iedereen die dat wil moet alle data en informatie die er over de leefomgeving is ter beschikking staan. Dit komt niet alleen ten goede aan de actieve Amsterdammer, die met die informatie beter weet wat er gebeurt en wat er mogelijk is in de leefomgeving. Het zorgt ook voor efficiëntere samenwerking in de keten van planvorming tot uitvoering en beheer. Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente dat zij geen informatievoorsprong heeft en snel kan reageren op de aanvullende informatievragen van Amsterdammers.
Gemengde gebieden
Stadsbuurten met hoge dichtheid aan woningen worden gekenmerkt door een aantrekkelijke afwisseling tussen rustig wonen en levendige concentraties van voorzieningen in stadsstraten en aan pleinen. Het behoud van deze afwisseling staat hier voorop.
Gemengde stadsbuurt
Buurten waar kansen zijn voor ontwikkeling met een stedelijke dichtheid, met naast wonen een flink aandeel werken en maatschappelijke voorzieningen vooral in de plinten van gebouwen.
Geothermie
Aardwarmte, die kan worden gebruikt voor de verwarming van huizen, kassen en industrie. De temperatuur loopt op met de diepte: hoe dieper hoe warmer.
Gezonde stad
Een stad waar mensen gezond en veilig kunnen leven. Dat betekent dat mensen gestimuleerd worden tot gezond gedrag, zoals bewegen, sporten en gezond eten en drinken. En het betekent dat de zorginfrastructuur op orde is, ook gezien de doorgaande vergrijzing. En dat de luchtkwaliteit voldoende is en mensen zo min mogelijk geluidsoverlast ervaren van wegverkeer, luchtverkeer en industrie.
Groen lint
Straten, lanen en fiets-/wandelroutes, die veel groene elementen bevatten, zoals bomenrijen en geveltuinen. Ze functioneren als verbindende lijnen tussen groene gebieden. Het karakter wordt met name bepaald door de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke situatie. Voorbeelden zijn de Noordelijke IJdijk in Noord met oude begeleidende beplantingen en het doorlopende groene talud en dijkvoet. En de bomen langs de grachten van de binnenstad.
Groen-blauw raamwerk
Stelsel van groene en waterrijke gebieden en verbindingen, zoals parken, stadsnatuur, landschappen en groene verbindingen
Groen-blauwe hotspot
Plek in de stad met een uitzonderlijke landschappelijke kwaliteit, die speciale aandacht krijgen in de omgevingsvisie. Groenblauwe hotspots zijn bij uitstek geschikt voor vrijetijdsfuncties als sportparken, strandjes, buitentheaters en musea. De nadruk ligt op ruimte voor buitenactiviteiten en passende programmaring en inrichting van de openbare ruimte. Eventueel hoort daar gebouwd programma bij, maar altijd zorgvuldig in het groen en water ingepast.
Groen-blauwe kralenketting
Een aaneenschakeling van kleinere en grotere groen-blauwe hotspots aan de Noordoever van het IJ. Het is een verzameling van stedelijke plekken aan het water, met een verschillend karakter (bijvoorbeeld industrieel of groen). Ze zijn aan elkaar geschakeld door langzaamverkeerroutes die soms langs het water liggen en soms meer landinwaarts.
Groene corridor
Waterlopen, oevers, recreatieve fiets- en wandelroutes en taluds van dijklichamen, die groene verbindingen vormen met een hoge natuurwaarde. Voorbeelden zijn de spoorberm langs de Tugelaweg in Oost en de Oostertocht langs de Klaprozenweg in Noord.
Hittestress
Een aandoening bij mensen en dieren veroorzaakt door extreme hitte. De opwarming van de aarde vergroot de kans op hittestress. Een groene, schaduwrijke en waterrijke inrichting van de stad kan het probleem van hittestress verkleinen.
Hoofdgroenstructuur
In de Hoofdgroenstructuur (HGS) is juridisch-planologisch vastgelegd welke groene gebieden waardevol zijn voor de stad en de directe omgeving. Dit zijn groene gebieden die een onmisbare functie vervullen voor de verbetering van het leefklimaat, de waterhuishouding, de biodiversiteit, groene recreatie, voedselproductie, behoud van cultuurhistorische waarden en een gevarieerd totaalaanbod aan groen. In de HGS zijn de gebieden opgenomen waar de planologische functies groen en groene recreatie voorop staan. In de Omgevingsvisie wordt een geactualiseerde visie op de HGS opgenomen, die nog nader zal worden uitgewerkt. Ontwikkelingen binnen de HGS zullen worden getoetst aan de nieuw op te stellen beleidsregels.
Hoogstedelijk centrum
Plekken in de stad waar ruimte is voor ontwikkeling in hoogstedelijke ontwikkeling met wonen, het grootste aandeel werken en kennis, voornamelijk in grootschaliger gebouwen.
Hoogstedelijke buurt
Plekken in de stad waar ruimte is voor ontwikkeling een hoge dichtheid met een mix aan verschillende stedelijke functies, zoals wonen, werken en maatschappelijke voorzieningen.
Hub
Overstappunt naar openbaar vervoer, fiets of deelmobiliteit.
Inclusieve stad
Een stad waar bewoners en nieuwkomers zich kunnen thuis voelen en die kansen biedt om je te ontwikkelen. Een inclusieve stad is ook een ongedeelde stad. Dat betekent dat kansen om je te ontwikkelen overal in de stad even groot zijn. En dat de verschillen in kwaliteit van leven tussen verschillende wijken niet te graat zijn.
Innovatie
Vernieuwing van een techniek, een product, dienst of een organisatie. Het gaat bij een innovatie niet alleen een uitvinding of nieuw idee, maar vooral om de doorwerking daarvan in de praktijk. Dat vraagt om het creatief benaderen van probleemstellingen.
Internationaal knooppunt
Het functioneren van een stedelijk gebied als knooppunt internationale stromen van mensen, goederen en informatie.
Kenniseconomie
Een economie waarin substantieel deel van de groei voortkomt uit kennis.
Kenniskwartier
Gebieden in de stad waar kennisontwikkeling, onderzoek en innovatie centraal staan. Ze bieden ruimte aan klein- en grootschalige werkgebouwen. Kenniskwartieren kennen een eigen focus en kleuring qua type onderzoek en bedrijvigheid. Sommige zijn zeer ruimte-intensief en publiekstrekkend, andere meer extensief met laboratoria en onderzoek.
Kernstad
Centrale stad in een groter stedelijk systeem. Zo wordt Amsterdam gezien als kernstad van de Metropoolregio Amsterdam.
Klimaatadaptatie
Klimaatadaptatie is het aanpassen van samenlevingen en gebieden aan veranderingen in het klimaat, zodat de kwetsbaarheid hiervoor vermindert of er geprofiteerd wordt van de kansen die een veranderend klimaat biedt.
Klimaatbestendig
De ambitie om bestand te zijn tegen de gevolgen van klimaatverandering. Denk daarbij aan zeespiegelstijging, perioden met heftige regens, perioden van droogte en hittestress.
Klimaatneutraal
De ambitie om niet bij te dragen opwarming van de aarde en daarmee samenhangede klimaatverandering. Belangrijk daarvoor is dat de CO2 uitstoot wordt teruggedrongen.
Landschapspark
Een landschapspark is een samenhangend gebied van parken en landschap, bestaande uit landbouwgrond, ruigtegebieden, recreatiegebieden en sportlandschappen, verbonden door recreatieve routes. Hier wordt gezocht naar mogelijkheden om, passend bij de kwaliteiten van het gebied, de recreatieve toegankelijkheid en gebruiksmogelijkheden te vergroten. Voorbeelden zijn het Twiske, de Tuinen van West, het Diemerpark en het Diemerbos en het Amsterdamse Bos.
Logistieke hub
Een plek in de stad waar ruimte is voor overslag van goederen.
Luwe gebieden
Wijken met een relatief lage dichtheid. Deze zijn met name te vinden in de stadsdelen Nieuw-West, Zuidoost, Buitenveldert en naoorlogs Noord.
Luwe stadsbuurt
Plekken in de stad waar kansen liggen voor de ontwikkeling van woonbuurten met een relatief lage dichtheid.
Maakindustrie
Het deel van de industrie dat materialen tot nieuwe producten verwerkt. Tot de maakindustrie behoren onder meer de sectoren machinebouw, scheepsbouw, transportmiddelen, elektronica, kunststofverwerking en textiel.
Meerkernige ontwikkeling
De ontwikkeling van de stad en de regio waarin verschillende stedelijke kernen sterker worden en de druk op het centrum verminderd wordt. Binnen Amsterdam komt daarbij de nadruk te liggen op de ontwikkeling van Noord, Nieuw-West en Zuidoost.
Metropool
Een metropool is een grote stad of stedelijke agglomeratie waar lokale, regionale, nationale en internationale voorzieningen en netwerken samenkomen. Het is een internationaal knooppunt voor de uitwisseling van goederen, maar vooral ook van kennis en ideeën.
Metropoolregio
Een metropoolregio bestaat uit een of meerdere grote steden, met kleinere steden en dorpen rondom die sociaal en economisch sterk verbonden zijn met die grote steden. Een metropoolregio functioneert als een samenhangend systeem, dat meestal een belangrijke rol speelt in de economie van een land.
De metropoolregio van Amsterdam loopt van west naar oost loopt van Zandvoort tot Lelystad, en van noord naar zuid van de Beemster tot aan Uithoorn. Hij is van oudsher opgebouwd uit meerdere stedelijke kernen, omgeven door een divers en aantrekkelijk landschap.
Metropoolvorming
Het proces waarin een grote stad en de stedelijke kernen daaromheen meer als een samenhangend systeem gaan functioneren. In de metropoolregio Amsterdam is dit proces aan de gang. Daarbij is sprake van een concentratie van werkgelegenheid en publieksvoorzieningen in Amsterdam en een spreiding van inwoners en stadsverzorgende bedrijven naar de rest van de regio. Metropoolvorming is deels een autonoom proces maar kan door overheidsingrijpen gestimuleerd en bijgestuurd worden.
Milieuruimte
Denkbeeldige ruimte die samenhangt bedrijfsactiviteiten die geluid, stank en/of ontploffingsgevaar kunnen veroorzaken. In deze milieuruimte zijn woningen of andere kwetsbare functies zoals scholen te vestigen niet toegestaan.
Mobiliteitsmilieu
Type gebied waar een bepaald type mobiliteit bij hoort. In de omgevingsvisie worden de volgende mobiliteitsmilieus onderscheiden: centrumstedelijk, agglomeratie, haven en Schiphol.
Mobiliteitstransitie
Een structurele verandering in hoe we ons in de stad bewegen en door het land reizen. Dit betekent vooral een verschuiving van autogebruik naar andere manieren van vervoer. Onderdeel van de mobiliteitstransitie is ook de verschuiving van fossiel naar uitstootvrij, van groot naar klein en van bezit naar gebruik. Het betekent dat we duurzamer en gezonder gaan bewegen.
Multimodale knoop
Plek waar verschillende soorten vervoer, verschillende modaliteiten, bij elkaar komen.
Naoorlogse stad
Delen van de stad die in de eerste decennia na de 2e wereldoorlog zijn gebouw. Deze delen liggen voor een groot deel buiten de ring, zoals in Nieuw-West en in Zuidoost.
Natuurinclusief
De natuur een volwaardige plek geven in de stad. Hiermee bedoelen we het natuurinclusief bouwen, ontwerpen, inrichten en beheren van de openbare en private buitenruimte. Zo streven we naar een optimale lokale biodiversiteit en natuurwaarden.
Omgevingseffectrapport (OER)
Het rapport dat het resultaat is van de omgevingseffectrapportage.
Omgevingseffectrapportage (o.e.r.)
Een rapportage waarin een mogelijke ontwikkeling wordt beoordeeld op de effecten op verschillende waarden in de fysieke leefomgeving. Een o.e.r. heeft daarmee een bredere scope dan een milieueffectrapportage (m.e.r.). In de omgevingseffectrapportage van de omgevingsvisie Amsterdam 2050 zijn drie verstedelijkingsalternatieven en een voorkeursalternatief beoordeeld op twaalf kernwaarden.
Omgevingsplan
Digitaal raadpleegbaar ‘plan’ dat alle gemeentelijke regels voor de fysieke leefomgeving bevat. Het gaat om regels voor toedeling van activiteiten en functies aan locaties. Vanaf de inwerkingtreding van de omgevingswet is er in eerste instantie sprake van een tijdelijk omgevingsplan, dat van rechtswege ontstaat en dat bestaande bestemmingsplannen, beheers verordeningen en de bruidsschat bevat. In de bruidsschat zitten de regels die het Rijk overdraagt aan gemeenten.
Omgevingsprogramma
Dit is een instrument voor beleidsontwikkeling in het kader van de omgevingswet. In een programma bepaal je wat, hoe, wanneer en met welke middelen je een bepaald beleidsdoel wil bereiken. Dit kan een programma voor de hele gemeente zijn of voor een specifiek gebied.
Omgevingsveiligheid
De mate van veiligheid waarin mensen beschermd zijn tegen ontploffingsgevaar, die samenhangt met bedrijfsactiviteiten en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook wordt er in het kader van omgevingsveiligheid gekeken naar de veiligheidsrisico’s van nieuwe ontwikkelingen zoals de opkomst van elektrische voertuigen en houtbouw.
Omgevingsvisie
Een integrale langetermijnvisie van een bestuursorgaan op de ontwikkeling van een gebied. Daarin moeten alle aspecten van de fysieke leefomgeving aan bod komen. Gemeenten, provincies en het rijk maken zo’n visie voor hun eigen grondgebied. Buurgemeenten kunnen ook besluiten om gezamenlijk één omgevingsvisie op te stellen. Elke gemeente moet uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van de omgevingswet een omgevingsvisie hebben.
Onderliggend openbaar vervoer
Het fijnmazige tram- en busnetwerk voor de verbinding en de ontsluiting van buurten. Naast deze categorie in het openbaar vervoer netwerk worden andere categorieën onderscheiden: trein, hoogwaardig openbaar vervoer en dragende openbaar vervoer.
Onderstation
Elektrische installatie in het hoogspanningsnet. De meest voorkomende onderstations transformeren de spanning tussen de regionale en stedelijke distributie. Door de toenemende vraag naar elektriciteit zijn er veel nieuwe onderstations nodig in de stad.
Productieve bedrijvigheid
Industriële en ambachtelijke bedrijven waar fysieke goederen worden geproduceerd, gerepareerd of gerecycled.
Stadmaken
Stadmaken slaat op het volledige spectrum van activiteiten die bijdragen aan de ontwikkeling van de stad. Van grootschalige gebiedsontwikkeling door de gemeente en vastgoedontwikkelaars tot het buurtinitiatief voor de inrichting van een groene pluktuin. Iedereen kan stadmaken.
Stadshub
knooppunt waar overstap van het (inter)nationale/regionale vervoersniveau naar het stedelijke vervoersniveau plaatsvindt. Gelegen in de (hoog)stedelijke delen van de agglomeratie.
Stadslaan
Brede straat met een overwegend groene inrichting met een sterke bomenstructuur begeleid door bebouwing.
Stadslobben
Delen van het aaneengesloten stedelijke gebied die zich als de vingers van een hand vanuit het centrum van Amsterdam uitstrekken het omliggende landschap in. De groene gebieden tussen de lobben worden scheggen genoemd.
Stadsstraat
Straat met een stedelijk karakter, door de aanwezigheid van winkels, horeca en/of andere stedelijke functies. De inrichting van de straat biedt naast ruimte voor verkeer ook veel ruimte voor ontmoeting en groen.
Stadsverzorgende ruimtevragers
Ruimte vragende activiteiten die nodig zijn voor het functioneren van de stad. Denk aan bepaalde soorten bedrijvigheid zoals garages en loodgieters en activiteiten die te maken hebben met afvalverwerking.
Stationskwartier
De directe omgeving van de grotere stations worden buurten met een hoogstedelijke dichtheid en een gemengd voorzieningenaanbod, waaronder grootstedelijke voorzieningen. Ze hebben een belangrijke rol in het regionale voorzieningenaanbod en de meerkernige ontwikkeling van de stad en regio. Ze zijn via aantrekkelijke straten en langzaam verkeerroutes goed aangesloten op de omliggende buurten en het is er ook prettig wonen.
Stedelijk centrum
In de stedelijke centra concentreren zich lokale en stedelijke voorzieningen. Ze hebben een verzorgende rol voor omliggende buurten en het stadsdeel (boodschappen, dienstverlening en ontmoeting). Door het toevoegen van stedelijke functies (werk, cultuur en vrije tijd) krijgen ze betekenis voor de hele stad en dragen ze bij aan een meerkernige ontwikkeling.
Transformatiegebied
Een gebied dat van functie verandert. In Amsterdam gaat het dan om bedrijventerreinen en havengebieden die veranderen in gemengd stedelijk gebied met een combinatie van wonen en werken.
Transitie
Een structurele verandering in de samenleving over een periode van decennia die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen. Denk aan de energietransitie, de mobiliteitstransitie en de voedseltransitie.
Verdeelring A10
Situatie waarbij de A10 functioneert als verdeelring tussen buurten binnen de ring waardoor doorgaand verkeer over straten in de stad zoveel mogelijk onnodig wordt.
Verdichten
Het intensiever benutten van de ruimte in de stad, waardoor er meer mensen in stad kunnen wonen en werken en voorzieningen zoveel mogelijk op loop- en fietsafstand te bereiken zijn. Dat kan door laagbouw te vervangen door hogere bebouwing, door bestaande bebouwing beter te benutten en door open ruimte, bijvoorbeeld langs infrastructuur, te bebouwen.
Vergrijzing
De verandering in de bevolkingssamenstelling waarbij het aandeel van ouderen groter en de gemiddelde leeftijd stijgt.
Vergroenen
Het groener inrichten van de stad. Dat kan door straten, pleinen en binnenterreinen groener in te richten en door gebouwen natuur inclusief te maken, met begroeide gevels en groene daken.
Vitale stad
Een economisch vitale en goedbereikbare stad. Belangrijke randvoorwaarden voor een vitale economie zijn een hoogwaardige kennisinfrastructuur, aantrekkelijke en diverse stedelijke milieus en werkmilieus, vrije ruimte, een goed ondernemersklimaat, een goede relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt en goede infrastructuurnetwerken, ook onder de grond.
Vooroorlogse stad
Wijken die voor de 2e wereldoorlog gebouwd zijn. Deze bevinden zich hoofdzakelijk binnen de ring.
Vrije ruimte
Vrije ruimte kent vele verschijningsvormen, met als gemeenschappelijk kenmerk dat vrije ruimte-initiatieven van onderop zijn ontstaan en collectief zijn vormgegeven. Het zijn plekken waar mensen elkaar ontmoeten, reflecteren en kunnen experimenteren. De kracht van deze vorm van ruimtegebruik is dat het initiatief bij burgers ligt, in de luwte van marktwerking en overheidsbeleid. Dit betekent kansen voor lokale waardecreatie.
Waardecreatie
Met waardecreatie in de Omgevingsvisie worden de mogelijke, lokale baten bedoeld voor een buurt die ontstaan door ruimtelijke ontwikkelprojecten. Het gaat om de mate waarin lokale gemeenschappen kunnen meeprofiteren van de ontwikkeling van de stad.
Wooncoöperatie
Een wooncoöperatie is een vorm van collectief woningbezit en wonen. Bewoners bepalen samen hoe zij het gebouw ontwikkelen en beheren. De wooncoöperatie is vaak ook een gemeenschap waarin bewoners meer of minder met elkaar delen. Dat varieert van bijvoorbeeld een gemeenschappelijke tuin tot een gezamenlijk huishouden, van gemeenschappelijk ingekochte zorg tot een gezamenlijke opvang van kinderen.