Vanaf ongeveer 1900 gaat de overheid meer sturen op de ontwikkeling van de stad
Rond 1900 ontstaat veel onvrede over de nieuwe stadswijken. Er komt aandacht voor de invloed van vervuilende industrieën in de stad en de slechte leefomstandigheden in veel oude buurten. Amsterdam wil daarom voor de verdere groei van de stad een echt ontwerp als basis. De bekende architect Berlage krijgt de opdracht een plan te maken door de zuidelijke stadsuitbreiding. Het is in 1914 klaar en wordt in 1917 vastgesteld. Volkshuisvesting is intussen een belangrijk politiek onderwerp geworden. Er komt Rijksgeld beschikbaar voor woningbouwverenigingen om goede arbeiderswoningen te bouwen. Veel van die woningbouwverenigingen bouwen specifiek voor een bepaalde beroepsgroep of voor mensen met de zelfde kerkelijk gezindte.
In Berlages Plan Zuid worden duurdere buurten en arbeidersbuurten door brede lanen met elkaar verbonden. Lommerrijke oevers en pleinen en een hele reeks parken aan de zuidzijde maken het ook een groen plan. De gemeente vindt goede architectuur belangrijk en stelt een Schoonheidscommissie in. Architecten van de Amsterdamse School hebben het in die commissie voor het zeggen. Zij hebben een heel eigen stijl ontwikkeld, met rijk gedetailleerde baksteengevels. De meeste gebouwen die tussen 1915 en 1940 gebouwd zijn in Amsterdam werden door hen ontworpen. Hele buurten zoals de Baarsjes, de Hoofddorppleinbuurt en ook Berlages Plan Zuid zijn toonkamers van het baksteenexpressionisme van de Amsterdamse School. Bruggen en straatmeubilair zijn in dezelfde stijl ontworpen. Amsterdam wordt zo een voorbeeld van een stad als samenhangend kunstwerk.
De gemeente Amsterdam heeft in 1896 erfpacht ingevoerd. Dat betekent dat de gemeente actief grond aankoopt rondom de bestaande stad. Bij ontwikkeling wordt die grond niet verkocht aan bouwers, maar voor lange tijd verhuurd. Het idee erachter is dat de stijging van de grondwaarde over langere tijd ook ten goede komt aan de stad en niet alleen aan de eigenaar van de gebouwen. Ook biedt erfpacht de mogelijkheid met lagere grondprijzen te werken en zo de bouw van betaalbare woningen mogelijk te maken.
