Amsterdam raakt weer in trek en de markt biedt nieuwe mogelijkheden om aan de stad te bouwen

De Rijksoverheid trekt zich vanaf de late jaren 80 steeds meer terug uit de Volkshuisvesting. De gedachte dat de markt een veel centralere rol zou kunnen spelen wordt populair. Gemeenten zoeken de samenwerking met marktpartijen om stukken stad te ontwikkelen. De toegenomen vraag naar koopwoningen biedt hiervoor ook in Amsterdam mogelijkheden. Tegelijk trekt ook de economie sterk aan, waardoor er weer vraag ontstaat naar kantoren. Hiervoor wordt niet langer ruimte gezocht in de binnenstad. Ze worden gebouwd op goed bereikbare plekken aan de stadsrand. Luchthaven Schiphol wordt steeds belangrijker als economisch centrum.

Amsterdam verdient veel geld aan de bouw van kantoren op erfpachtgrond. Daarmee kan in de kwaliteit van de stad geïnvesteerd worden. Amsterdam krijgt de financiële slagkracht om de oude havengebieden langs het IJ te transformeren tot nieuwe woongebieden en om de sterk verwaarloosde openbare ruimte op te knappen. 

De stad begint weer te groeien en er wordt flink geïnvesteerd in de bereikbaarheid van nieuwe werkgebieden. Met de Ringlijn krijgt Amsterdam een tweede volwaardige metroverbinding die kantoorlocaties in Zuidoost, Zuid en West met elkaar verbindt.

De stad blijkt voor steeds meer mensen een aantrekkelijke plek om te wonen. In het Oostelijk Havengebied verrijzen vanaf 1992 duizenden nieuwe woningen.