Als Amsterdam vanaf 1870 snel gaat groeien leidt een eenvoudig uitbreidingsplan de groei in goede banen

Vanaf ongeveer 1860 begint Amsterdam voor het eerst sinds de zeventiende eeuw weer te groeien. Een eerste plan voor de uitbreiding van de stad wordt in 1866 als onhaalbaar afgewezen door de gemeenteraad. Een simpeler en goedkoper uitvoerbaar uitbreidingplan wordt in 1873 vastgesteld. Het plan is meer een instrument om woningbouw in goede banen te leiden dan een poging tot stadsontwerp. De gemeente beschouwt woningbouw als een aangelegenheid voor particulieren. Dat geldt ook voor stedelijke voorzieningen. Het zijn rijke burgers die het initiatief nemen voor het Concertgebouw en het Vondelpark.

Particuliere bouwers mogen in de nieuwe buurten rondom de oude binnenstad de woningen ontwikkelen. Daarbij laten ze zich vaak inspireren door de architectuur van de oude binnenstad. De kwaliteit van de huizen is wisselend. In de concertgebouwbuurt zijn gevels vaak rijkversierd en vind je mooie interieurs met hoge plafonds en veel houtsnijwerk. In arbeidersbuurten als de Pijp zijn de huizen sober ontworpen en vaak klein en gehorig. De straten zijn er lang en recht. Omdat er vroeger nog nauwelijks bomen stonden oogden ze eentonig. 

De 19e-eeuwse stadsuitbreidingen zijn in het verleden vaak stevig bekritiseerd. Toch zijn de oude arbeiderswijken rondom de binnenstad tegenwoordig erg populair als woonplek. De architectuur van de woningen wordt gewaardeerd. Daarnaast zijn de buurten levendig omdat er naast plek voor wonen, ook volop ruimte is voor werken, winkelen en uitgaan.

Schilderachtige afwisseling van gevels in een plan voor woningen aan de Kinkerstraat