In gesprek met Jaap Seidell

Jaap Seidell is hoogleraar Voeding en Gezondheid aan de VU. Daarnaast is hij directeur van Sarphati Amsterdam, een instituut van de gemeente dat zich samen met kennisinstellingen inzet om de jeugd van Amsterdam gezonder te krijgen, en gezondheidsverschillen in de stad te verkleinen.

Wat maakt gezond?

Gezondheidskeuzes worden niet individueel gemaakt, ook de sociale, fysieke en economische omgeving spelen een rol, vindt Jaap. “Gezondheid is een collectieve verantwoordelijkheid. De vraag is hoe we voor iedereen gelijke mogelijkheden kunnen creëren om gezonder te leven.”

Van kinds af aan wordt mensen verteld dat ze zelf keuzes hebben en verantwoordelijk zijn voor die keuzes. En roken of ongezond eten ontmoedigen wordt gezien als betutteling of inperking van de persoonlijke vrijheid. “Maar dit is geen echte vrijheid, zolang deze wordt beknot door commerciële doeleinden. Er is geen gezonde keuze, als je op een school van 600 leerlingen alleen maar frisdrankautomaten hebt en het enige water uit kraantjes komt in het toilet. Scholieren zeggen zelf: laat je ons kiezen tussen een wortel en een mars, dan gaan wij voor die mars. Je moet ons die keuze niet geven.”

In bepaalde wijken krijgen mensen al op hun vijftigste leefstijlgerelateerde gezondheidsproblemen, terwijl die leeftijd in de wijk ernaast pas rond de zeventig ligt. Dit verschil is volgens Jaap voornamelijk omgevingsbepaald, zoals de luchtkwaliteit, is het veilig om buiten te spelen, hebben ouders geld voor een sportclub? In die wijken is het overgrote deel van het voedselaanbod ongezond. “Als mensen al keuzes maken, gebeurt dat impulsief en op de korte termijn gericht. Pas als mensen van alles voorzien zijn, gaan ze nadenken over een gezonde oude dag.”

In Amsterdam wordt gekeken naar de omgeving, hoe mensen te betrekken, en naar preventie door meer kennisvaardigheden en mogelijkheden te geven om gezond te leven, maar de kansenongelijkheid is nog steeds groot en neemt toe. Toch kent Nederland geen getto’s zoals in Amerikaanse steden. “We hebben hier achterstandswijken met nog steeds veel groen, groentewinkeltjes, enzovoorts. Het probleem van preventie is alleen dat je nooit de resultaten van geslaagde preventie ziet.”

Spelen en bewegen in de stad

Straks leven we met 10 miljard mensen op aarde waarvan het overgrote merendeel in een stad woont. Jaap verwacht dat met zoveel mensen de afstand tot natuur, klimaat en wat gezond is, steeds groter en abstracter wordt. “Gemeentes moeten mensen in de wijk zoveel mogelijk in contact brengen met natuur en voedselproductie, zodat mensen daar meer onderdeel van worden.”

Vergroenen kan op allerlei manieren, zoals stadslandbouw. “Kinderen die een jaar gemoestuinierd hebben snappen alles over water, de bodem, insecten, enzovoorts, omdat ze dat ervaren hebben. Als je dat nooit ervaren hebt, en alleen maar kant en klaar eet wat uit de supermarkt komt, dan kun je eindeloos vertellen over biodiversiteit en het klimaat zonder dat het besef echt groeit. Daarom is het zo belangrijk dat als je opgroeit je vanzelfsprekend in contact komt met natuur en waar voedsel vandaan komt.”

Nu is het groen in de stad nog te veel met een hek eromheen. Eén keer in de week komt er een wagentje langs voor het onderhoud, daarna gaat het hek weer op slot. Dat is niet uitnodigend. Mensen moeten de publieke ruimte ook echt kunnen gebruiken. “Wijken moeten uitnodigen tot interactie en beweging. Met genoeg parken, speelplekken en plekken waar mensen op een bankje kunnen zitten, kunnen uitrusten. Dat is een eerste vereiste van een wijk. Vaak zijn er wel speelplekken, maar als de kwaliteit en bereikbaarheid slecht is, dan nodigen ze niet uit tot spelen en bewegen.”

Bewustwording

Het verlies aan biodiversiteit is een urgent en mondiaal probleem. Voedsel wordt overal vandaan gehaald en naartoe gesleept. “We moeten dus nadenken over een voedselsysteem gericht op gezondheid en duurzaamheid. De vraag is hoe je dat vertaalt naar een land, een stad, en een wijk, en naar de dagelijkse praktijk van mensen in een buurt.”

Jaap pleit voor een integrale voedselvisie waaruit we consequenties trekken. Dat betekent: zorg voor voedseleducatie, voor moestuinen, voor gezonde schoollunches op school, van lokaal geproduceerd voedsel met een korte keten. “Nu heeft de ene wethouder een gezondheidsvisie, de ander een duurzaamheidsvisie, en nog een ander een educatievisie. Terwijl dat allemaal bij elkaar hoort: landbouw is voedsel, én klimaat én biodiversiteit. Dat besef is het allerbelangrijkste. Kinderen zien vaak intuïtief dat het eigenlijk allemaal hetzelfde is. Bij jongeren zie je veel meer activisme als het gaat om de urgentie dat het systeem anders moet. Het is hun toekomst en hun milieu, en hun gezondheid.”

Adviezen aan de gemeente:

  • Richt wijken zo in dat ze uitnodigen tot bewegen en spelen.
  • Behoud en stimuleer ‘activerend groen’ in de stad: tuintjes en parken waar mensen dingen kunnen doen en gebruik kunnen maken van publieke voorzieningen. Denk aan een stadsboerderij en moestuinen.
  • Ga vrijer om met publieke ruimte en groen. Niet overal een hek om heen plaatsen.
  • Zorg voor een integrale voedselvisie waar de wethouders educatie, duurzaamheid en gezondheid samen nadenken over een voedselsysteem voor de stad en het betrekken van burgers hierin.
  • Reguleer en intervenieer als het gaat om de leef- en voedselomgeving in de stad. Dus zorg ervoor dat mensen ook echt gezonde keuzes kunnen maken uit het aanbod op scholen en in wijken.