In gesprek met Aynouk Tan

Aynouk Tan is journalist, curator en adviseur op het gebied van mode, gender en identiteit. Met haar visie en kledingstijl is ze een entiteit geworden waarmee ze de heersende normen bevraagt. Aynouk pleit ervoor om Amsterdammers radicaal eigenaarschap te geven over hun leefomgeving en te experimenteren met nieuwe samenlevingsvormen. De openbare ruimte zou voor iedereen moeten zijn, ook voor degenen die buiten de norm vallen. Vrijplaatsen en safe spaces voor gemeenschappen die aan de voorhoede van verandering staan moeten worden beschermd. 

Ruimte voor nieuwe samenlevingsvormen

Aynouk pleit voor systeemverandering, waarbij er radicaal ruimte wordt gemaakt voor Amsterdammers om eigenaarschap te nemen over hun leefomgeving. Sociale bewegingen als de provo’s hebben de status quo bevraagd door te ontwrichten en met concrete oplossingen te komen, zoals het witte fietsenplan. De gemeente moet Amsterdammers de ruimte geven om zelf met oplossingen te komen en met vernieuwende leefvormen te experimenteren. Zodat je je blijft afvragen: wat is wonen, wat is werken, wat is bezit, buiten het kapitalistische systeem. Het is eeuwig zonde dat vrijplaatsen als ADM en Ruigoord verdwijnen of onder druk staan, terwijl daar juist de vernieuwing en alternatieve cultuur zit waar Amsterdam trots op is en haar imago aan ontleent. Op dit soort plekken wordt geëxperimenteerd met duurzaamheid, gemeenschapsleven en burgerschap. Geef mensen met vernieuwende ideeën eigenaarschap over hun leefomgeving door minder regeltjes op te leggen en meer vertrouwen te geven. Maak ruimte voor nieuwe samenlevingsvormen en richt de stad in naar gemeenschappen. Je ziet steeds meer mensen die alleen wonen, terwijl er nog steeds wordt gedacht in starters en gezinnen. 

Inclusiviteit in de openbare ruimte

Als je door Amsterdam loopt zie je in de openbare ruimte terug dat de heersende norm momenteel wit, heteronormatief en hoogopgeleid is. Zo zijn de openbare toiletten ingedeeld in man en vrouw en kan je in de binnenstad nauwelijks verblijven zonder een kopje koffie van 3,50 te drinken. Van wie is de openbare ruimte? Op dit moment is die van degene die binnen de norm past, terwijl die van iedereen zou moeten zijn. De openbare ruimte in de stad zou moeten uitnodigen om jezelf te zijn. Hoe richt je processen, stad, publieke ruimte, onderwijs zo in dat het potentieel dat buiten de norm valt ook aangemoedigd wordt om zich te ontwikkelen? Het is belangrijk dat we ons ervan bewust zijn dat onze lichamen worden beïnvloed door machtsstructuren. Waarom huppelen we bijvoorbeeld niet over straat, of ontwerpen we stoelen waarop je kan liggen in plaats van zitten? Zorg dat je plekken ontwerpt die ook andere manieren van zijn en andere kwaliteiten laten zien. Juist gemeenschappen die aan de voorhoede staan van verandering, zoals de queer community en de black lives matter beweging, zouden de  ruimte moeten krijgen om zich te laten zien. De stenen bepalen de stad, daarom is de discussie over standbeelden en straatnamen heel belangrijk. 

Safe spaces 

Zolang het voor mensen die buiten de norm vallen niet volledig veilig is om zichzelf te zijn in de openbare ruimte, is het belangrijk dat er safe spaces zijn voor gemeenschappen als de queer community. De gemeente moet concreet en actief ruimte maken voor diverse manieren van samenkomen en dit soort plekken subsidiëren. Dit is belangrijk, want als je buiten de norm valt heb je automatisch ook minder kansen op de arbeidsmarkt. Een voorbeeld van een safe space is de Vrankrijk in de Spuistraat, waar queer only avonden worden georganiseerd. Sommige mensen vinden het uitsluitend, maar zolang het niet veilig is is het belangrijk dat er plekken zijn waar mensen die buiten de norm vallen zichzelf kunnen ontdekken. Dat zijn de plekken waar ik zelf de ruimte en kreeg en de veiligheid voelde om dat te kunnen doen. De Vrankrijk is cultureel erfgoed en moet worden beschermd. Het is belangrijk dat de gemeente erkent dat er een norm is, en dat degene die daarbuiten vallen beschermd worden. Dit geldt ook voor kwetsbare groepen als daklozen en ongedocumenteerde vluchtelingen. Als je niet binnen het systeem past of aan de regels van de gemeente kan voldoen wordt het je heel moeilijk gemaakt om een waardig bestaan op te bouwen in de stad. 

Adviezen aan de gemeente:

  • Maak ruimte voor systeemverandering door bewoners eigenaarschap te geven
  • Biedt ruimte om te experimenteren met nieuwe samenlevingsvormen
  • Bescherm vrijplaatsen en safe spaces voor gemeenschappen die aan de voorhoede verandering staan
  • Zorg voor een stad die de ruimte geeft om jezelf te zijn en je te ontwikkelen los van de heersende normen

Christine Finke komt oorspronkelijk uit de VS woont sinds een vijf jaar in Amsterdam. Ze is naar Amsterdam verhuisd om voor een tech company te gaan werken. Amsterdam is aantrekkelijk voor expats vanwege het groen, de voorzieningen en de aanwezigheid van een internationale community. De belastingvoordelen die veel expats hebben aangetrokken zijn inmiddels opgeheven, waardoor er veel expats weer zullen wegtrekken uit de stad. Christine voelt zich thuis in Amsterdam, al is het lastig integreren vanwege haar gebrekkige kennis van de taal en cultuur. Haar wensen voor Amsterdam zijn minder auto’s, schonere lucht en betere toegang tot betaalbare biologische producten. 

Expat community

Het was aanvankelijk lastig om een woning te vinden voor Christine en haar partner. Na lang zoeken hebben ze een appartement in Nieuw-West gevonden. Ze vindt de buurt heel prettig om te wonen en geniet van de nabijheid van winkels en groen. Amsterdam is een aantrekkelijke stad om te wonen vanwege de menselijke maat, het groen en de verscheidenheid aan voorzieningen. Amsterdam heeft actief expats aangetrokken door belastingvoordelen in te stellen, waarbij hoogopgeleide expats de eerste acht jaar over 30% van hun inkomen geen belasting betalen. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen kan dat oplopen tot een voordeel van 700-1000 euro per maand. Nu de regel per 2021 is ingekort ziet Christine dat meerdere expats ervoor kiezen om weer te vertrekken. Voor haar speelt het aflopen van de regeling ook mee in haar beslissing om binnen een paar jaar weer terug te verhuizen naar de VS.

Internationale cultuur

Naast de bedrijven waar ze voor werken brengen expats ook hun eigen cultuur mee. Zo heeft ze vrienden die restaurantjes zijn begonnen en op die manier iets toevoegen aan het internationale karakter van de stad. Amsterdammers zijn aardig, maar het is lastig om echt te integreren omdat ze de taal niet spreekt en de Nederlandse cultuur niet kent. Toch voelt ze zich thuis in Amsterdam, want Amsterdam heeft een eigen unieke cultuur. Daar zijn de expats ook onderdeel van.

Verbeteringen voor de stad

Een aantal dingen vallen Christine op in vergelijking met andere landen waar ze heeft gewoond. Amsterdam heeft een fantastisch OV-netwerk en mensen zijn er ontzettend relaxed. Het is net alsof ze niet fulltime werken; Amsterdammers lijken altijd te genieten van hun vrije tijd en van een goede kwaliteit van leven. Wel valt haar op dat het zorgsysteem minder goed werkt dan in bijvoorbeeld Duitsland, waar meer preventieve zorg is en het makkelijker is om verwezen te worden naar een specialist. Ook is het ontzettend duur om biologisch te eten en moet je ervoor naar speciale winkels, waardoor het iets voor de elite wordt. Tenslotte hoopt Christine dat er meer ruimte komt voor stadslandbouw, dat de kwaliteit van de lucht verbeterd en de fietsers meer ruimte krijgen.

Najam Ali begon in 2001 als taxichauffeur en heeft inmiddels zijn eigen bedrijf. Dutchcabs faciliteert nieuwe chauffeurs bij het starten van hun onderneming. Inmiddels zijn vrijwel alle chauffeurs zzp’ers, waarvan het overgrote deel voor Uber rijdt. Najam hoopt dat de belmarkt gereguleerd wordt zodat de concurrentie minder wordt en de overlast van taxi’s in het centrum afneemt. Ook adviseert hij om de grote routes naar de stad voor taxi’s en leveranciers open te houden, zodat winkels en hotels bereikbaar blijven.

Veranderingen in de taxiwereld

Najam heeft de taxiwereld sinds 2001 flink zien veranderen. Werkte hij eerst in loondienst, vanaf 2005 was het voor chauffeurs steeds gebruikelijker om als zzp’er te werken. Na een tijdje voor de TCA te rijden en een aantal experimenten met limousines en een eigen taxibedrijf, is hij met een vriend een eigen bedrijf gestart. Ze bieden tours aan voor toeristen en administratieve service voor beginnende chauffeurs. Hij heeft veel chauffeurs de overstap van TCA naar Uber zien maken. Uber heeft soepelere regelingen en werkt op commissiebasis, wat voor veel chauffeurs voordelig is. Uber is inmiddels de grootste aanbieder van taxi’s in Amsterdam. Dit heeft een groot effect op de markt, omdat iedereen Uber kan rijden. De prijzen zijn daarom flink omlaag gegaan. Zijn chauffeurs klagen daarover, net als over de drukte. Een andere grote verandering is de shift naar elektrische taxi’s, waarover Najam zeer te spreken is: goed voor het milieu.

Regulering van de belmarkt

Er zijn twee soorten markten in Amsterdam: de opstapmarkt en de belmarkt. De opstapmarkt wordt gereguleerd door het beperken van het aantal vergunningen en opstapplaatsen. Op de belmarkt zit geen limiet, waardoor het aantal taxi’s onbeperkt is. Dat betekent dat er chauffeurs vanuit Purmerend of Utrecht naar Amsterdam komen om te rijden. Vooral in de weekenden en avonden is het daardoor veel te druk. Dat brengt veel overlast met zich mee. Daardoor komen er regels, waar ook de vaste chauffeurs de dupe van zijn. Najam is groot voorstander van de regulering van de belmarkt, zoals in Noorwegen gedaan is. De concurrentie wordt daardoor kleiner en de overlast beperkt.

Toegankelijkheid van het centrum

Omdat het huidige college graag een autoluwe stad wil wordt het voor taxi’s steeds moeilijk om het centrum in te komen. Er is nog maar één inrijroute naar het centrum, via Waterlooplein-Blauwbrug-Amstel. Voorheen kon je ook via de Heineken Experience-Vijzelgracht-Muntplein, dat is niet meer mogelijk. Uitrijden kan enkel via het Damrak, maar daar staat het altijd vast. Dit heeft vooral te maken met het aantal buitenlandse auto’s. Er zou meer campagne gevoerd moeten worden voor de P+R-plekken buiten het centrum, dat zou de drukte flink beperken. In het ergste geval zou er zelfs een ‘congestions charge’ moeten worden ingevoerd, zoals in Londen. Zoals het nu is, gaat het niet. Najam snapt de overweging om 30-kilometerzones in te voeren, vanwege de veiligheid voor voetgangers en fietsers. Wel adviseert hij sterk om een aantal grote routes open te houden voor leveranciers van goederen en taxi’s, zodat het verkeer toch doorstroomt. Met name de routes naar de Dam en het Centraal Station zouden beter kunnen.

Adviezen aan de gemeente:

  • Reguleer de belmarkt voor taxiverkeer, zodat er minder concurrentie is en minder overlast.
  • Maak de stad autoluw door in te zetten op P+R en 30-kilometerzones, maar houd de stad bereikbaar voor leveranciers en taxiverkeer door een aantal grote routes open te houden.
  • Blijf chauffeurs stimuleren om naar elektrische auto’s over te stappen door voordelige belastingregelingen aan te bieden.

Peter Kuijl heeft sinds 1994 een autogarage aan het Gedempt Hamerkanaal in het Hamerkwartier, Amsterdam Noord. De buurt transformeert in de komende 30 jaar van bedrijventerrein naar een woon-werkwijk. Zijn huurcontract loopt eind 2021 af. Hij zal dan een nieuwe locatie moeten zoeken. Peter hoopt dat er in Amsterdam ruimte blijft voor de industrie, zodat er niet teveel vervoersbewegingen hoeven te zijn en er gewerkt kan blijven worden in de stad.

Noord verandert

Peters garage is één van de vele bedrijven die weg moeten uit het Hamerkwartier om plaats te maken voor woningen. Het gebied wordt getransformeerd van bedrijventerrein naar een woonwijk met ruimte voor wonen, werken en voorzieningen. De afgelopen jaren heeft hij het gebied al zien veranderen, toen creatieve ondernemers en horeca zich in de leegstaande bedrijfspanden kwamen vestigen en de buurt steeds meer publiek trok. Met de komst van de Jumbo foodmarkt en de bouw van het hotel werd het nog drukker. De aanloop werd daardoor groter, wat voor de ondernemers in het gebied meer klanten opleverde.

Verdwijnende industrie

De toenemende populariteit van het gebied heeft de gemeente, grondeigenaren en projectontwikkelaars gestimuleerd om te starten met ontwikkelen. Er zijn starterswoningen gebouwd voor expats en de huurcontracten van veel ondernemers in het gebied zullen de komende jaren aflopen. Peters contract loopt nog tot eind 2021, dan moet hij weg. Hij hoopt een locatie in Zaandam te kunnen vinden, want dat is goed bereikbaar vanuit Amsterdam Noord. Hij vindt het jammer dat de industrie de stad uit moet. Dat komt niet alleen door de plannen voor de woningbouw, maar ook door de ruimte die dit soort bedrijven nodig hebben. Parkeren bijvoorbeeld wordt steeds lastiger en de druk op de ruimte steeds groter. Hij begrijpt dat het lastig is om wonen te combineren met industrie, vanwege de overlast die dit zich mee brengt. Toch denkt hij dat het zonde is als loodgieters, timmermannen en aannemers helemaal vanuit Purmerend of Almere naar Amsterdam moeten komen. Bovendien leveren dit soort bedrijven werkgelegenheid op voor Amsterdammers met een praktische opleiding.

Strategische hubs

Peter adviseert de gemeente om op een aantal strategische plekken in de stad, bijvoorbeeld langs de ring, ruimte te reserveren voor bedrijventerreinen. En dan niet allemaal op één plek, maar op meerdere plekken, zodat verschillende delen van de stad bediend kunnen worden en er niet teveel vervoersbewegingen gemaakt hoeven worden. Zijn voorspelling is dat er veel meer elektrische auto’s op de markt zullen komen, en dat ook de markt voor elektrische fietsen en bakfietsen zal groeien. Hier wil hij zijn bedrijfsvoering dan ook op aanpassen.

Adviezen aan de gemeente:

  • Zorg dat er ook voor Amsterdammers met een praktische opleiding werk is in de stad door ruimte te houden voor de maakindustrie.
  • Maak ruimte voor kleinschalige industrieterreinen, verspreid over de stad met concentraties van verschillende soorten bedrijven, zodat er niet teveel vervoersbewegingen gemaakt hoeven worden.

Joram van Loggem is socioloog en verhalenverteller. Hij woont in een zorgwoning in IJburg, waar hij met zijn handicap zelfstandig kan wonen. Zijn Canta biedt hem de bewegingsvrijheid om naar zijn favoriete plekken in zijn buurt te reizen en mensen te ontmoeten. Hij komt liever niet in het centrum, omdat het daar te druk is om veilig met zijn Canta te kunnen rijden. Hij vindt het jammer dat de zorgvoorzieningen voornamelijk aan de randen van de stad liggen, waardoor hij het gevoel heeft niet echt mee te kunnen doen aan het ritme van de stad.

IJburg

Joram is geboren in Amsterdam Oost en vanwege zijn lichamelijke handicap naar een zorginstelling op IJburg verhuisd. IJburg is een prettige wijk om te wonen. Er is veel ruimte, veel groen en er zijn leuke plekken waar Joram graag heen gaat om zijn buurtgenoten te ontmoeten. Zoals zijn favoriete koffietentje, waar hij uren zit te lezen of te schrijven. Zo heeft hij het gevoel dat hij geïntegreerd is in zijn buurt en geen kluizenaar in zijn holletje. Hij zou wel wat meer levendigheid willen op IJburg, sociaal is het wel erg eentonig. Het valt hem op dat veel Amsterdammers IJburg niet als een deel van Amsterdam zien en het een saaie wijk vinden. Dat heeft volgens hem te maken met de geïsoleerde ligging van IJburg en het feit dat er weinig leuke voorzieningen zijn. Ook valt het op dat er veel zorgvoorzieningen op IJburg zitten, waardoor het soms voelt alsof iedereen met een handicap naar IJburg wordt ‘gestuurd’.

De stad als centrifuge

Ook voor veel andere zorgvoorzieningen moet Joram naar de ‘uithoeken van de stad’ reizen. Als hij hulpmiddelen moet halen, zoals speciale schoenen, moet hij daarvoor helemaal naar Nieuw-West of Zuidoost. Dat kan niet met zijn Canta, dus daarvoor moet hij speciaal vervoer regelen. Joram vergelijkt de stad met een centrifuge: alle activiteit zit in het centrum en als je niet in de snelheid van het centrum mee kan wordt je naar de randen geduwd. Alle ‘leuke’ ‘hippe’ voorzieningen zitten in het centrum: de poppodia, de leuke cafés, de winkels. Joram gaat graag naar Melkweg of Paradiso, en kwam voor corona graag bij winkels zoals Concerto en zijn favoriete spellenwinkel. Het zou fijn zijn als hij niet altijd naar het centrum hoeft te reizen voor leuke activiteiten, omdat het voor hem lastiger is om daar te komen.

30-kilometerzones

In het centrum voelt Joram zich onveilig. Als hij met zijn canta over de fietspaden rijdt wordt hij van links en rechts ingehaald en ook nog eens geërgerd aangekeken. Cantas hebben bovendien niet de beste reputatie omdat iedereen er nu eentje kan kopen en je geen rijbewijs nodig hebt. De 30-kilometerstraten waar de auto te gast is werken voor hem het beste, zoals de Sarphatistraat. Daar delen alle weggebruikers dezelfde ruimte en ligt het tempo niet te hoog. Hij zou meer in het centrum komen als er meer van dat soort straten zouden zijn. Verlaagde stoepen helpen ook, en meer ruimte op de stoepen. Overigens is de toegankelijkheid van het centrum volgens hem voornamelijk een mentaliteitskwestie: mensen hebben niet door dat het asociaal is om je auto te parkeren op een verlaagde stoep die juist is aangelegd om het rolstoelers makkelijker te maken. 

Amsterdam in 2050

Joram hoopt dat Amsterdam ook in de toekomst voor ‘gewone Amsterdammers’ blijft. Er heerst een aantrekkelijkheidsidee: Amsterdam moet aantrekkelijk zijn voor creatievelingen of voor mensen met veel geld. Hij is bang voor vervreemding en dat mensen die minder te besteden hebben steeds verder naar buiten worden gedrukt. Bij zijn koffietent ziet hij steeds meer rijke mensen die koffie komen halen zonder contact te maken. Hij hoopt dat er wel plek blijft voor de gezellige lage middenklasse, dat is goed voor het buurtgevoel. Verder hoopt hij dat er meer begrip komt voor elkaar, zodat de ruimte beter gedeeld kan worden, ook met de mensen die zich minder snel voortbewegen. En hij zou het leuk vinden als er meer te beleven viel in zijn buurt, dat niet alle leuke voorzieningen zich in het centrum concentreren.

Adviezen aan de gemeente:

  • Maak het centrum toegankelijker voor minder validen door bijvoorbeeld 30-kilometerzones in te stellen, waar de auto te gast is en verschillende weggebruikers dezelfde ruimte delen. Zo kunnen ook mensen met een langzamer ritme zich veilig voelen in het verkeer.
  • Zorg voor een gelijke spreiding van zorgvoorzieningen door de stad, dus niet alleen aan de randen. Zo zijn deze beter bereikbaar en voelen zorgbehoeftigen zich meer geïntegreerd in de stad.
  • Zorg voor levendige stadsdelen waar voor bewoners genoeg te beleven valt op het gebied van recreatie, cultuur en ontmoeting. Minder focus op het centrum en meer aandacht voor de stadsdelen.

Oumaima is scholiere en schrijfster van het boek Over Muren Heen. Oumaima woont in Zaandam, waar ze geniet van de rust en de ruimte. Het grootste deel van haar leven speelt zich echter af in Amsterdam (Nieuw-)West, waar haar moskee is, waar haar vrienden wonen en waar ze vrijwilligerswerk doet. Het valt haar op dat er in Nieuw-West veel buurtgevoel is, maar dat de nieuwe bewoners daar weinig aan deelnemen. Ze hoopt dat Amsterdam een diverse stad blijft met genoeg betaalbare woningen voor jongeren. Ze blijft graag pendelen tussen Amsterdam en Zaandam en hoopt dat de dorpen in de regio hun plattelandse karakter kunnen behouden.

Thuiskomen in Zaandam

Oumaima is eigenlijk voornamelijk in Zaandam om uit te rusten van de drukte en gezelligheid in Amsterdam. Overdag is ze binnen acht minuten in Amsterdam West, zowel met het OV als met de auto. Als ze ’s avonds weer terug komt, is het echt thuiskomen. Zaandam is een perfecte combinatie van stad en platteland. Later blijft Oumaima het liefst in Zaandam wonen; Amsterdam is voor haar te druk. Er trekken steeds meer Amsterdammers naar de regio omdat het net iets goedkoper is. Zo krijgt Zaandam steeds meer een stedelijk karakter, dat vindt ze jammer.

“Zaandam is een perfecte combi van stad en platteland. Het is in evenwicht.”

Gemeenschapsgevoel

Oumaima’s opleiding is in Amsterdam gevestigd, de moskee waar ze les geeft zit daar en het vrijwilligerswerk wat ze doet speelt zich er af. Toen de corona crisis uitbrak en ze zag dat steeds meer Amsterdammers het moeilijk kregen, is het initiatief “Feed Our People” gestart. Met behulp van vrienden en familieleden brengt ze voedselpakketten langs huishoudens die het moeilijk hebben tijdens de crisis, zoals senioren. Het valt haar op dat het gemeenschapsgevoel in Nieuw-West groter is dan in haar buurt in Zaandam. Er is veel betrokkenheid en mensen letten op elkaar. In Zaandam bemoeit niemand zich ergens mee, daar zijn mensen meer op zichzelf. In Nieuw-West zie je diverse culturen waar de zorg voor elkaar verweven zit. Dat zie je terug in het straatbeeld en hoe mensen met elkaar omgaan.

Diversiteit

Amsterdam is een stad met een verscheidenheid aan culturen. Het valt Oumaima op dat niet iedereen het goed met elkaar kan vinden of elkaar als gelijke behandelt. Ze hoopt dat Amsterdam een stad wordt voor iedereen, doordat de verschillen in inkomen, sociale klasse en kansen op de woningmarkt minder worden. Op school heeft ze geleerd dat “gentrification”, waarbij een oude verpauperde buurt wordt opgewaardeerd door de instroom van mensen met een hoger inkomen, iets positief is. In de praktijk ziet ze dat mensen met een lager inkomen uit hun buurt weg moeten, zonder dat er wordt nagedacht over waar deze mensen heen moeten. De mensen met lage inkomens die achterblijven voelen zich vaak niet op hun gemak, omdat de nieuwe bewoners geen onderdeel worden van de buurt. In plaats daarvan worden de oorspronkelijke bewoners als ‘exotisch’ bestempeld. Zo worden er bijvoorbeeld ‘buurtsafari’s’ georganiseerd waarbij mensen van buiten de buurt komen kijken alsof ze een dierentuin bezoeken. Oumaima hoopt dat de diversiteit beter gaat werken doordat er meer sociale cohesie in de buurten komt.

“Ik ben niet perse tegen de mengelmoes, maar laat het dan echt een mengelmoes zijn. Zorg ervoor dat er sociale cohesie is.”

Betaalbare woningen

De woningmarkt in Amsterdam is ontoegankelijk voor jongeren. Er moeten meer woningen voor jongeren komen, zodat het voor hen aantrekkelijker wordt om verder te studeren. De wachtlijsten zijn te lang en woningen zijn vaak te duur. Als je uit een gezin komt met een laag inkomen en je hebt het al niet zo breed, en je hebt de keuze om óf verder te studeren óf te gaan werken, dan kiezen veel jongeren voor het laatste. Ze moeten anders te lang sparen voor een woning en voelen zich verantwoordelijk om hun familie financieel te ondersteunen.

Amsterdam in 2050

Oumaima hoopt dat Amsterdam in de toekomst niet nog drukker wordt, dat de steden in de regio niet overspoeld worden door Amsterdammers. Ze wil graag in Zaandam blijven wonen en pendelen tussen de stad en de regio. Ze hoopt dat Amsterdam toegankelijk blijft voor iedereen en dat mensen van verschillende achtergronden meer met elkaar gaan samenleven. Tenslotte pleit ze voor meer betaalbare woningen voor jongeren, zodat zij worden gemotiveerd om verder te studeren.

Adviezen aan de gemeente:

  • Stimuleer nieuwe bewoners om beter te integreren in de buurten waar veel mensen met lagere inkomsten wonen.
  • Zorg voor genoeg betaalbare woningen voor jongeren, zodat ze kunnen doorstuderen.
  • Laat de drukte van Amsterdam niet doorwerken op steden als Zaandam, maar zorg dat de regio haar landelijke en dorpse karakter kan behouden.

Patrick Roegiers is onlangs afgestudeerd aan de academie van bouwkunst in Amsterdam. Hij houdt zich voornamelijk bezig met sociaal maatschappelijke vraagstukken in de stad en in het land, om als architect een steentje bij te dragen aan een betere wereld. Als afstudeerproject verdiepte hij zich in de daklozenproblematiek in Amsterdam. Hij onderzocht wat het betekent om je thuis te voelen in de stad, en op welke manier er op dit moment meer plekken kunnen worden gemaakt voor mensen die op straat leven. Met zijn project laat Roegiers zien dat er kansen liggen om de dagelijkse behoeftes van daklozen te verbeteren met kleinschalige ingrepen, zolang daar ruimte voor wordt gemaakt.

Dapperkeuken en Bedsteeg

Hij bouwde twee ‘kamers’ in de stad: de Dapperkeuken en de Bedsteeg. Op de Dappermarkt werd er van overgebleven voedsel een markkraam opgezet waar daklozen uit de buurt van het Oosterpark een avond konden eten. Zo’n plek zou op elke markt kunnen staan, als een systeem waar iedereen iets aan heeft, zowel de marktleider die van zijn afval af is, als de daklozen die kunnen eten.

Het tweede kunstproject was een slaapkamer van karton, in een smalle steeg in de Jordaan. Door met afvalmateriaal van karton te werken, waar daklozen al bekend mee zijn, kon er in de hoogte een ruimte gemaakt worden die tevens van tijdelijk aard was, zodat de steeg niet hoefden te worden aangepast. Uiteindelijk hebben er drie mensen een fijne nacht kunnen doorbrengen. Er zijn veel van zulke restruimtes in de stad, onder bruggen of in parken, waar tijdelijke slaapkamers zouden kunnen worden neergezet.

Tussenruimtes en tijdelijkheid

Naast zijn kunstprojecten heeft Roegiers een kaart ontwikkeld van de plekken en routes waarin daklozen zich in Amsterdam begeven. Veel daklozen voelen zich thuis in een bepaalde buurt, maar moeten vanwege tekort aan plekken naar andere buurten reizen om bijvoorbeeld te slapen. De ruimtes daartussen, om eventjes te verblijven of te schuilen, zijn enorm belangrijk. Deze plekken moeten in stand blijven. Dat je een stoep niet op zo’n manier ontwerpt dat niemand er meer op kan zitten, of een bankje met tussenschotten waar je niet op kunt liggen, of slapen, of even op mag rusten. De regie vanuit de gemeente hierover moet samen met de buurt. Samen kijken wat er aan de hand is en waar we naartoe willen.

Kamers

Het zou ook helpen als er op grotere schaal zelfstandige kamers worden gemaakt voor daklozen. Vanuit hier kunnen zij zich opwerken en weer terugkeren in de maatschappij. Dit zou een stap zijn tussen de straat en een eigen woning, want voor veel mensen is die stap te groot en vervallen ze weer snel in hun oude leefpatroon. Met het toevoegen van een soort basisplekken, maak je de stap naar een zelfstandige situatie kleiner.

In 2050…

Een stad waar iedereen zich thuis voelt, waar iedereen een plek heeft en niet noodgedwongen moet overleven. Een hele gemixte stad, waar arm en rijk door elkaar woont, dingen kunnen gebeuren in de openbare ruimte die niet geprogrammeerd zijn door de gemeente maar juist opengelaten worden. Met elkaar leven, op een hele menselijke manier, en dat het stoere van Amsterdam er nog een beetje in zit.

Adviezen aan de gemeente

  • Zorg voor goede basisvoorzieningen voor daklozen in de stad, zodat daklozen vooral tijdens het wachten op een eigen kamer een plek hebben waar ze mentaal en fysiek bij kunnen komen van het leven op straat. Dus zorg  voor meer tijdelijke, kortetermijnoplossingen waar daklozen nu terechtkunnen.
  • Doe iets met de restruimtes in de stad, of faciliteer het zo dat er vanuit de wijk of sociale organisaties gemakkelijk een maatschappelijke invulling aan deze plekkenkan worden gegeven.
  • Geef de straat weer een beetje terug aan de mensen die op straat leven door vriendelijk ontwerp van de openbare ruimte, bankjes waar je op kunt liggen, plekken waar je samen kan komen.
  • Meer plekken in de buitenlucht waar verhalen kunnen worden verteld en gedeeld.

Noémie Winkel heeft een kleinschalige en intieme taalschool voor statushouders en expats, More than Les/Meer dan Les. Met de taalschool wilde ze vooral een thuisgevoel creëren voor nieuwkomers in Amsterdam, door hen bekend te maken met de taal, maar ook met de gewoontes van het stadsleven in Amsterdam. Na haar afstuderen stond ze elke avond op Amsterdam Centraal om vluchtelingen welkom te heten. Zo kwam ze in contact met mensen die een verblijfsstatus hadden gekregen.

Eenzaamheid onder nieuwkomers

Bij More than Les hebben de docenten veel aandacht voor de talenten en achtergronden van de studenten. Zij zetten zich ervoor in dat de studenten zich welkom voelen en vormen als het ware de gatekeepers voor de stad; zij weten wat er speelt en bespreken in hun lessen het laatste nieuws, lokale gebruiken, de leuke uitgaansplekken, voorzieningen, etc. Ze laten de studenten kennismaken met Amsterdamse fenomenen als Ajax, André Hazes en Koningsdag. Toch is de betrokkenheid van de docenten niet genoeg om eenzaamheid tegen te gaan. Vaak zijn de Nederlandse docenten de enige Nederlandse met wie nieuwkomers contact hebben. Noémie ziet veel eenzaamheid, zowel onder expats als statushouders. Voor 2050 hoopt Noémie dat er meer connecties komen tussen Amsterdammers en nieuwkomers, waarbij beide groepen hun eigen identiteit kunnen behouden en zich gehoord en gezien voelen. Ze hoopt dat er niet alleen contact is met de vrijwilligers van de taalscholen, maar ook met de ‘gewone’ Amsterdammer.

Plekken voor ontmoeting

Noémie ziet een belangrijke rol voor ontmoetingsplekken in het tegengaan van eenzaamheid onder nieuwkomers. Markten bijvoorbeeld spelen hierbij een belangrijke rol, omdat mensen van allerlei verschillende achtergronden elkaar daar ontmoeten. Voornamelijk bij Arabische culturen heeft ze de rol van markten in het creëren van thuisgevoel gezien, omdat mensen elkaar daar steeds even kort ontmoeten en er zo gemeenschapsgevoel ontstaat. Het koppelen van een broedplaats aan een AZC is een goed idee, omdat statushouders zo sneller in contact komen met Nederlanders. Wil een nieuwkomer zich thuis gaan voelen in Nederland, dan moet hij of zij zo snel mogelijk worden gekoppeld aan een of meer Nederlanders. Het is hierbij van belang dat de broedplaats goed georganiseerd is en dat de mensen die met statushouders werken genoeg kennis hebben van de doelgroep en de trauma’s die ze meenemen. Wat nu gebeurt is dat er teveel belangen zijn vanuit de organisatie, om de asielzoekers bij hun projecten te betrekken. Het gevolg daarvan is dat asielzoekers niet meer naar de broedplaats durven komen, omdat ze het gevoel hebben dat ze iets moeten, terwijl ze hier vaak nog niet aan toe zijn.

Kleine taalscholen opgeheven

De taalscholen hebben eind 2018 te horen gekregen dat het systeem helemaal op de schop gaat. De bedoeling is dat taallessen terug zouden gaan naar de gemeentes. Dat betekent dat een statushouder wordt toegewezen aan de gemeente Amsterdam, en daarin is geen eigen beslissing meer over bij welke taalschool hij of zij terecht komt. Dat is aan de ene kant goed, want mensen die bijvoorbeeld analfabeet zijn of laaggeletterd, zouden die keus misschien niet goed kunnen maken. Door het nieuwe beleid worden de klassen nu groter, wat jammer is omdat de docent dan minder aandacht kan geven aan de persoon. Terwijl de docent juist de poort naar Nederland is.

In 2050…

Ik zou het echt te gek vinden als juist meer de ‘normale’ Amsterdammers toch meer connectie weten te kunnen gaan vinden met nieuwkomers. Wat nu vooral gebeurt is dat vooral vrijwilligers dit doen, met een bepaalde achtergrond. Dus het zou fantastisch zijn als juist mensen die niet per se vrijwilliger willen zijn in contact kunnen gaan komen met nieuwkomers en deze mensen kunnen gaan begeleiden in Amsterdam. Waarin allebei de partijen heel erg hun eigen identiteit behouden, maar waarbij ze zich allebei voelen gehoord, waardoor minder mensen eenzaam gaat zijn.

Adviezen aan de gemeente

  • Behoud intieme, persoonlijke taalschool klasjes voor nieuwkomers zodat ze zich via de taalschool gehoord voelen en ook de stad leren kennen.
  • Stimuleer meer projecten en fysieke ruimte waarbij ‘normale Amsterdammers’ in contact kunnen komen met nieuwkomers.
  • Zorg dat deze projecten (bijvoorbeeld broedplaatsen) goed georganiseerd en begeleid worden, met meer aandacht voor de belangen en wensen van de doelgroep. 
  • Zet in op bestaande sociale structuren in de stad, zoals bestaan rondom markten, of openbare bibliotheken, en zorg dat ze toegankelijk zijn en blijven voor iedereen. 

Gaston ten Horn komt uit de beeldende kunst, had zijn eigen kunstpraktijk maar is later overgegaan op het organiseren en draaien van kunstenaarsinitiatieven. Hij woont in woonwerkpand Tetterode, een bekend kraakpand dat sinds de jaren 80 door de bewoners wordt gehuurd als casco. De bewoners zijn zelf verantwoordelijk voor de invulling van het gebouw. Patrick van Ginkel begon in Amsterdam als student en onderzoeker aan de universiteit. Hij kwam terecht in het kraakcircuit, waar hij als snel ruimtes in gebruik nam voor het organiseren van allerlei kunstinitiatieven. In de Spuistraat heeft hij daar het Kattenbakcollectief opgericht. Nu is hij betrokken bij verschillende samenwerkingsverbanden die zich inzetten voor rafelranden en vrije ruimten, zoals de Culturele Stelling en Radio Patapoe.

Onbetaalbaar kapitaal

De druk op betaalbare ruimte van werkruimte en woonruimte, zeker in de ring, is enorm toegenomen. Het gaat niet alleen om bedreigde plekken, maar ook die plekken die feitelijk gewoon goed functioneren. Met de Culturele Stelling proberen we de zichtbaarheid te vergroten van het ‘onbetaalbaar kapitaal’ dat de stad rijk is. Door heel erg de makerskant te belichten en te laten zien wat we allemaal doen in de stad.

Weinig diversiteit

Amsterdam dreigt echt onbetaalbaar te worden. Mensen trekken naar Antwerpen, naar Rotterdam, dat zijn plekken die hebben nog een ander beleid waardoor er wat betere natuurlijke doorstroming is, zonder dat de oudere kunstenaars uit hun atelier moeten onder het mom van marktwerking. Mensen zien Amsterdam daardoor ook veranderen, zien steeds meer monocultuur, weinig keuzen aan diversiteit in de wijken. Als je door de wijk loopt en je ziet alleen maar steeds meer van hetzelfde of je ziet leegstand, dat willen mensen niet. Dus daar moeten andere manieren voor gevonden worden.

Maar het kan. Heel veel mensen hebben het ook bewezen in Amsterdam. Bijvoorbeeld Nieuw en Meer is een totaal succes. Tetterode ook. Het behoort nog steeds tot heel betaalbare vierkante meter prijs. En dat komt ook door dat eigen beheer en do it yourself.

Ruimte voor rafelrandjes

De gemeente zou anders om kunnen gaan maatschappelijke bestemmingsplannen en leegstand. Bijvoorbeeld door broedplaatsen te creëren waarbij kunstenaars samen met de buurt creatieve dingen kunnen neerzetten. Wel belangrijks is dat de programmering en inhoud duurzaam is. Nu wordt de kunstenaar vaak een wijk in geknald, en op een gegeven moment gaat de huurprijs omhoog en moeten ze de stad uit.

Het zou helemaal mooi zijn als in bestemmingsplannen een bepaald percentage voor een rafelrandje wordt ingedeeld. Nu zijn we bezig met de gemeente, in opdracht van Marieke van Doornick, om mee te denken aan het ontwikkelen van een aantal vrije ruimten in de stad. Het is een beetje een tegenstelling, een vrije ruimte met regels, maar we moeten wel allemaal met elkaar samen leven. Wij zijn nu aan het na denken hoe we dit een succes kunnen maken.

In 2050…

Gaston en Patrick hopen dat werelden en belevingswerelden meer in elkaar schuiven, er meer wordt samengewerkt. Nu zijn het eigen werelden. Dus straks is er geen Zuidas meer, maar je hebt ook geen Noord, maar al die werelden: groen, duurzaam, geld, geen geld zitten allemaal in elkaar geschoven. De ruimtes worden multifunctioneel. Dit bevordert de leefbaarheid, betaalbaarheid, gezelligheid.

Adviezen aan de gemeente

  • Zorg dat de rafelrand blijft in de stad, neem het mee in bestemmingsplannen
  • Duidelijke visie over leegstand in de stad, laat het over aan creatieve initiatieven van onderop in samenwerking met de buurt
  • Multifunctioneel gebruik van de ruimte
  • Meerdere centra in de stad, de stad als organisch geheel waar meerdere werelden door elkaar leven en niet gescheiden zijn
  • Op het gebied van maatschappelijke bestemmingsplannen heb je als gemeente een knop om aan te draaien.
  • Neem kennis mee over en van de vrije ruimtes, ook als het gaat om duurzaamheid en verbinding in de stad
  • Werk met alternatieve samenlevingsvormen.

In gesprek met Judiekje Kiers, directeur-bestuurder van het Amsterdam Museum en Margriet Schavemaker, artistiek directeur van het Amsterdam Museum.

Het Amsterdam Museum is een museum voor, met en in de stad. Het museum ontwikkelt zich op basis van participatie, co-creatie en eigenaarschap door samen te werken met een diversiteit aan mensen en groepen in de stad. Het doel van het museum is om de verhalen van alle Amsterdammers zichtbaarheid te geven binnen de geschiedenis en toekomst van Amsterdam. Het museum kijkt daarbij kritisch naar gaten en discrepanties binnen de eigen collectie, bijvoorbeeld het ontbreken van documentatie van arbeidsmigratie die een grote rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van de stad. Het museum werkt aan inclusiviteit van de eigen collectie, verbinding met de stad en eigenaarschap van alle Amsterdammers over de stad.

Verhalen van Amsterdammers

Het Amsterdam Museum is een museum van, voor, met en in de stad. Het museum heeft een lange traditie in het verzamelen van voorwerpen en immaterieel erfgoed van Amsterdam. Ook heeft het museum een geschiedenis van maatschappelijk relevante tentoonstellingen waarbij onderwerpen zoals armoede door de geschiedenis heen aan bod komt. Het Amsterdam Museum vandaag de dag heeft als doel om de verhalen van Amsterdammers een platform te geven. Het wil diep de stad in, lokaal geborgd en tegelijkertijd internationaal verbonden zijn. Uiteindelijk wil het Amsterdam Museum vanuit nieuwsgierigheid en openheid iedereen een plek gunnen in het verhaal van Amsterdam: een oudere in het centrum, een vrouw in Nieuw West, een kind van een basisschool in Amsterdam Noord.

Participatie en co-creatie

Een belangrijk uitgangspunt van het museum is om zoveel mogelijk met Amsterdammers samen te werken. De organisatie werkt daarom met participatie en co-creatie, waarbij ze actief op zoek gaan naar de ervaringen en kennis van de mensen die in de stad geworteld zijn. Een voorwaarde voor deze samenwerking is dat Amsterdammers mede-eigenaar zijn van de activiteiten en tentoonstellingen van het museum. Een voorbeeld is het project met de vrouwen van Nieuw-West. Na twee jaar onderzoek naar de mogelijke relevantie van het Amsterdam Museum in dit stadsdeel zag de organisatie dat er al veel activiteiten plaatsvinden, maar dat veel organisaties niet van elkaar bestaan weten. Hierin zagen zij de rol van vrouwen als aanjagers, en op basis van deze bestaande krachten is het project Vrouwen van Nieuw-West gestart.

Verbinding

Een sleutelwoord van de programmalijn is: verbinden. Het ondersteunen van verbinding tussen verschillende groepen en mensen in de stad en het verbinden van verleden en toekomst. Het Amsterdam Museum wil Amsterdammers graag bewust maken van de ontwikkelingen die de stad hebben gemaakt tot wat zij is. Door het verleden te bevatten kun je immers beter begrijpen wie je bent, kun je erover praten met anderen om zo samen vooruit te kunnen. Tegelijkertijd is de collectie van het museum onvolledig. Zo is er bijna geen materiaal verzameld over arbeidsmigratie, die de stad nu mede vormgeven. Het museum ziet zichzelf de taak om onderzoek te doen naar onderbelichte geschiedenissen en hier materiaal over te verzamelen, samen met mensen om wiens geschiedenis het gaat. Ook zoekt het museum naar verbeterpunten in de manier waarop de geschiedenis belicht wordt. Zo nam het museum, onder leiding van destijds gast-curator Imara Limon (nu curator) het voortouw in het vervangen van het bekritiseerde begrip de ‘Gouden Eeuw’ naar de ‘Zeventiende Eeuw’ dat meer ruimte laat voor verschillende perspectieven waaruit deze periode bekeken kan worden.

Samenwerking met de gemeente

Het Amsterdam Museum werkt op dit moment al actief samen met de Gemeente Amsterdam en hoopt dit in de toekomst te kunnen blijven doen. Een belangrijke bijdrage die de gemeente kan (blijven) leveren is het zien en erkennen van de rol van het museum binnen de stad. Dat het museum niet alleen een toeristische trekpleister is maar ook een onmisbare rol kan spelen binnen de beleidsplannen rondom inclusiviteit, diversiteit en eigenaarschap. Daarnaast is het belangrijk dat de stad een bijdrage levert in het helpen wegnemen van barrières, bijvoorbeeld door plek te bieden in een stadsdeel waar het museum tot nu toe nog geen aanwezigheid heeft. De ambities van Het Amsterdam Museum sluiten aan op de richting die de stad op wil, waardoor er al veel steun geboden wordt vanuit de Gemeente. De Gemeente betrekt het museum steeds vaker bij grootstedelijke vraagstukken die niet in directe zin verbonden zijn aan kunst en cultuur – zoals onderwijs – en het museum zelf ziet een rol voor zichzelf weggelegd binnen deze onderwerpen.

Adviezen aan de gemeente:

  • Een belangrijke bijdrage die de gemeente kan (blijven) leveren is het zien en erkennen van de rol van het museum binnen de stad. Dat het museum niet alleen een toeristische trekpleister is maar ook een onmisbare rol speelt en kan spelen binnen de beleidsplannen rondom inclusiviteit, diversiteit en eigenaarschap. En dat het museum als thermometer kan dienen: wat is er relevant voor de stad op dit moment?
  • Het is belangrijk dat de stad een bijdrage levert in het helpen wegnemen van barrières, bijvoorbeeld door plek te bieden in een stadsdeel waar het museum tot nu toe nog geen aanwezigheid heeft. Of door in te zien dat een museum al zoveel betekent in een stadsdeel, dat de Gemeente kan ondersteunen in het voortborduren en meer ruimte creëren voor de programma’s.
  • Het Amsterdam Museum bezit de kennis en ervaring om de kwaliteiten van het hedendaags Amsterdam te herkennen en inzichtelijk te maken, door de verbinding met bewoners op te zoeken en door historische kennis in te zetten.