Mobiliteitsplan Amsterdam Visie 2050

Door Fred Triep, namens de Vereniging Te Voet, afdeling Noord-Holland

Er wordt nagedacht hoe Amsterdam er over dertig jaar moet gaan uitzien. Er verschenen schetsen voor de wijken Noord, Zuidoost en Nieuw West. In een toekomstvisie voor 2050 moeten we ook kijken naar de mobiliteit. De metropool Amsterdam gaat de komende jaren uitgroeien tot een stad met een miljoen of meer inwoners. Door de beperkte ruimte in de gemeente, zal het aandeel van hoogbouw in de stad toenemen. Dat maakt het gebruik van de auto in de stad moeilijk, zeker in het oude historische centrum. In de komende jaren zal dus meer aandacht moeten worden geschonken aan langzaam verkeer (voetgangers, fietsers, enz.) en openbaar vervoer.

Amsterdam is een stad met een groot historisch centrum. Een groot deel van dat centrum, de grachtengordel, is ook een Unesco monument. Het centrum is niet geschikt voor grootschalig auto- en vrachtautoverkeer. Om de leefbaarheid van het stad te vergroten moet de stad beter te bewandelen en te befietsen worden.

Auto’s en met name vrachtauto’s beschadigen ook de kostbare infrastructuur van kades langs de grachten. Ze maken de genietbaarheid van het centrum ook kleiner. In deze notitie wil ik niet bepleiten dat het centrum helemaal autovrij wordt: bedrijven en ook privé personen moeten door de stad kunnen bewegen. Maar ik denk dat we de mogelijkheden van de wandelaars en fietsen moeten vergroten.

Wandel/fietsroutes

Om de mogelijkheden voor de wandelaars en fietsers te vergroten, wil ik een aantal routes in de stad voorstellen, waar zij voorrang hebben op het andere verkeer. Deze routes moeten ook genoeg ruimte bieden voor fietsers en wandelaars. De wandelinfrastructuur moet daarbij zodanig zijn, dat twee wandelaars gemakkelijk naast elkaar kunnen lopen. Om deze infrastructuur te realiseren, zullen parkeerplaatsen op sommige grachten moeten verdwijnen. De volgende routes stel ik voor:

a. Een wandel/fietspromenade langs een kant van een van de grachten, bijvoorbeeld de buitenkant van de Keizersgracht. Door de parkeerplaatsen hier te verwijderen kan een ruime wandelpromenade gemaakt worden. Wandelaars en fietsers zouden voorrang kunnen krijgen op de vele zijgrachten en straten, met uitzondering van de drukke in verkeersradialen Rozengracht, Vijzelstraat en Weesperstraat. Mogelijk zou de gracht aan de promenadekant met 1 meter versmald kunnen worden (als dat het historische grachtenbeeld niet zou beschadigen), zodat de promenade ruim opgezet kan worden. De promenade zou aan de oostkant van de Amstel door kunnen lopen langs de Nieuwe- Keizersgracht.

b.  De binnenring (Marnixstraat-Weteringsschans-Sarphatistraat) zou ook zo veel mogelijk voor de wandelaars en fietsers beschikbaar moeten zijn. Dat gebeurt nu al, deze ring wordt nu ook als OV-fiets- en wandelstraat ingericht. Deze ring zou via Czaar Peterstraat en IJ-boulevard gesloten kunnen worden.

c. Radialen in het centrum de stad uit, die aansluiten op groene gebieden (zoals parken). De volgende radialen zouden nog meer voor wandelaars en fietsers geschikt kunnen worden gemaakt, door opheffing van parkeerplekken langs die grachten.

  1. Brouwersgracht- Haarlemmerplein- Westerpark- en via de Bretten naar Spaarnwoude

De noordelijk kant van de Brouwersgracht zou dan vrij gemaakt moeten worden van parkeerplaatsen. De oversteek via Marnixstraat en Haarlemmerplein zou door wandelaars en fietsers gemakkelijk gemaakt moeten worden, zodat men snel door kan gaan.

2. Bloemgracht- Jan van Galenstraat- Rijpgracht- Erasmusgracht.

Ook bij Bloemgracht zou bij voorkeur de noordelijke kant van de gracht vrij gemaakt worden van parkeerplekken. Helaas zijn de Markthallen nu een barriere tussen de Bloemgracht en de Rijpgracht. Mogelijk is deze te slechten door een fiets/wandelstructuur dwars door dit gebied te maken.

3. Leidsegracht- Vondelpark

De wandel/fietsroute zou hier langs de westkant  van de Leidsegracht gemaakt kunnen worden door de parkeerplaatsen daar op te heffen. De route zou via een parkeervrije Leidsekade en het Leidsebosje naar het Vondelpark kunnen lopen.

4. Spiegelstraat- Stadhouderskade – Hobbemakade- Beatrixpark- Buitenveldert.

Tussen Beatrixpark en Buitenveldert ligt nog een barrière in de vorm van de A10 (zie ook verder). Een tunnel/viaduct voor het langzaam verkeer is dan nodig.

Auto’s in het centrum

Het centrum moet ook bereikbaar blijven voor auto’s, zowel voor privé personen als voor bedrijven. Door de voorgestelde instelling van de wandel/fiets routes zullen parkeerplaatsen langs de grachten verdwijnen. Mogelijk kunnen buiten de oude stad garages gebouwd worden, waar bewoners en bedrijfseigenaren hun auto kunnen parkeren. Deze garages zouden in de Singelgracht langs de verkeerader Nassaukade-Stadhouderskade- Mauritskade gerealiseerd kunnen worden. Bevoorrading van bedrijven en winkels moet mogelijk blijven. Een ideale oplossing zou zijn als de bevoorrading door kleine bestelbusjes zou plaatsvinden. Dan wordt de kwetsbare infrastructuur langs de grachten ook minder belast. Dat betekent mogelijk wel veel meer verkeer met van kleine bestelbusjes. Misschien zouden elektrische vrachtauto’s van maximaal 8 meter in de stad toegestaan kunnen worden  tot 10.00 uur s’ morgens. Overslag van vrachtauto’s naar bestelbusjes zou op overlaadpunten aan de buitenkant van de Singelgracht moeten plaatsvinden.

Wandel/fiets barrières buiten het centrum

Om vanuit het centrum of de buitenwijken naar buiten te lopen of fietsen, moet men vaak om barrières van spoorwegen, snelwegen of kanalen heen. Deze barrières zouden zo veel mogelijk geslecht moeten worden door viaducten en bruggen. De volgende barrières zijn er onder andere in Amsterdam:

  • Amsterdam Rijnkanaal (2), tussen de Nesciofietsbrug en S 114, ongeveer  3,5 km.
  • De ringweg tussen Beethovenstraat en Europaboulevard , ongeveer 1,1 km.
  • De rivier de Gaasp, tussen de S 113 en Driemond, ongeveer  3,8 km.
  • De Haarlemmertrekvaart tussen Australiëhavenwegen en Halfweg, 3,5 km.
  • Ringvaart Haarlemmermeer (1), tussen de brug naar Lijnden en de molen van Sloten, ongeveer 2,2 km.
  • Ringvaart Haarlemmermeer (2), tussen de brug van Sloten en die van de oude Haagse Weg, ongeveer 1,4 km.
  • De Schinkel tussen de Zeilstraat en de sluisjes bij het IJsbaanpad, ongeveer 1,5 km.
  • De Weespertrekvaart tussen Spaklerweg en de Duivendrechtse brug, ongeveer 1,8 km.
  • Ommetjes in de wijken buiten het centrum

De pandemie van 2020 en de daarop afgekondigde lock down heeft duidelijk gemaakt dat ommetjes in een woonwijk belangrijk zijn. Bewoners moeten zich gemakkelijk kunnen ontspannen vanuit hun woonhuis. Daarbij kunnen parken en volkstuinen gebruikt  worden om aangename rondjes van 2 tot 8 km mogelijk te maken.

Aynouk Tan is journalist, curator en adviseur op het gebied van mode, gender en identiteit. Met haar visie en kledingstijl is ze een entiteit geworden waarmee ze de heersende normen bevraagt. Aynouk pleit ervoor om Amsterdammers radicaal eigenaarschap te geven over hun leefomgeving en te experimenteren met nieuwe samenlevingsvormen. De openbare ruimte zou voor iedereen moeten zijn, ook voor degenen die buiten de norm vallen. Vrijplaatsen en safe spaces voor gemeenschappen die aan de voorhoede van verandering staan moeten worden beschermd. 

Ruimte voor nieuwe samenlevingsvormen

Aynouk pleit voor systeemverandering, waarbij er radicaal ruimte wordt gemaakt voor Amsterdammers om eigenaarschap te nemen over hun leefomgeving. Sociale bewegingen als de provo’s hebben de status quo bevraagd door te ontwrichten en met concrete oplossingen te komen, zoals het witte fietsenplan. De gemeente moet Amsterdammers de ruimte geven om zelf met oplossingen te komen en met vernieuwende leefvormen te experimenteren. Zodat je je blijft afvragen: wat is wonen, wat is werken, wat is bezit, buiten het kapitalistische systeem. Het is eeuwig zonde dat vrijplaatsen als ADM en Ruigoord verdwijnen of onder druk staan, terwijl daar juist de vernieuwing en alternatieve cultuur zit waar Amsterdam trots op is en haar imago aan ontleent. Op dit soort plekken wordt geëxperimenteerd met duurzaamheid, gemeenschapsleven en burgerschap. Geef mensen met vernieuwende ideeën eigenaarschap over hun leefomgeving door minder regeltjes op te leggen en meer vertrouwen te geven. Maak ruimte voor nieuwe samenlevingsvormen en richt de stad in naar gemeenschappen. Je ziet steeds meer mensen die alleen wonen, terwijl er nog steeds wordt gedacht in starters en gezinnen. 

Inclusiviteit in de openbare ruimte

Als je door Amsterdam loopt zie je in de openbare ruimte terug dat de heersende norm momenteel wit, heteronormatief en hoogopgeleid is. Zo zijn de openbare toiletten ingedeeld in man en vrouw en kan je in de binnenstad nauwelijks verblijven zonder een kopje koffie van 3,50 te drinken. Van wie is de openbare ruimte? Op dit moment is die van degene die binnen de norm past, terwijl die van iedereen zou moeten zijn. De openbare ruimte in de stad zou moeten uitnodigen om jezelf te zijn. Hoe richt je processen, stad, publieke ruimte, onderwijs zo in dat het potentieel dat buiten de norm valt ook aangemoedigd wordt om zich te ontwikkelen? Het is belangrijk dat we ons ervan bewust zijn dat onze lichamen worden beïnvloed door machtsstructuren. Waarom huppelen we bijvoorbeeld niet over straat, of ontwerpen we stoelen waarop je kan liggen in plaats van zitten? Zorg dat je plekken ontwerpt die ook andere manieren van zijn en andere kwaliteiten laten zien. Juist gemeenschappen die aan de voorhoede staan van verandering, zoals de queer community en de black lives matter beweging, zouden de  ruimte moeten krijgen om zich te laten zien. De stenen bepalen de stad, daarom is de discussie over standbeelden en straatnamen heel belangrijk. 

Safe spaces 

Zolang het voor mensen die buiten de norm vallen niet volledig veilig is om zichzelf te zijn in de openbare ruimte, is het belangrijk dat er safe spaces zijn voor gemeenschappen als de queer community. De gemeente moet concreet en actief ruimte maken voor diverse manieren van samenkomen en dit soort plekken subsidiëren. Dit is belangrijk, want als je buiten de norm valt heb je automatisch ook minder kansen op de arbeidsmarkt. Een voorbeeld van een safe space is de Vrankrijk in de Spuistraat, waar queer only avonden worden georganiseerd. Sommige mensen vinden het uitsluitend, maar zolang het niet veilig is is het belangrijk dat er plekken zijn waar mensen die buiten de norm vallen zichzelf kunnen ontdekken. Dat zijn de plekken waar ik zelf de ruimte en kreeg en de veiligheid voelde om dat te kunnen doen. De Vrankrijk is cultureel erfgoed en moet worden beschermd. Het is belangrijk dat de gemeente erkent dat er een norm is, en dat degene die daarbuiten vallen beschermd worden. Dit geldt ook voor kwetsbare groepen als daklozen en ongedocumenteerde vluchtelingen. Als je niet binnen het systeem past of aan de regels van de gemeente kan voldoen wordt het je heel moeilijk gemaakt om een waardig bestaan op te bouwen in de stad. 

Adviezen aan de gemeente:

  • Maak ruimte voor systeemverandering door bewoners eigenaarschap te geven
  • Biedt ruimte om te experimenteren met nieuwe samenlevingsvormen
  • Bescherm vrijplaatsen en safe spaces voor gemeenschappen die aan de voorhoede verandering staan
  • Zorg voor een stad die de ruimte geeft om jezelf te zijn en je te ontwikkelen los van de heersende normen
Door drs. Ria Braaf-Fränkel, kernteamlid WomenMakeTheCity

De Donuteconomie wordt voorgesteld als hét model voor een florerend en rechtvaardig Amsterdam. Maar hoe maak je dat concreet? Stel richtinggevende en meetbare doelen gebaseerd op de waarden van de Just City Index en zorg ervoor dat het ontwerp dienend is hieraan.

De Donuteconomie

Iedereen loopt weg met het boek ‘The Doughnut Economics’ van Kate Raworth. Zo ook de gemeente Amsterdam, die dit model heeft toegepast in de Stadsdonut en dit wil opnemen in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050. In het eerlijke en sociale model van de Donuteconomie staat groei en overconsumptie niet meer centraal. Er is geen sprake ongelijkheid en wordt er niet te veel van onze planeet gevraagd. Het is wel belangrijk tussen de onderste ring en de bovenste ring van de donut te blijven voor een florerend leven in ‘het deeg van’ de donut. De onderste ring vormt de ondergrens van de donut en is het sociaal fundament met een sterke sociale basis voor iedereen. De bovengrens van de donut is het ecologisch plafond; het vormt de begrenzing van waar het ecologisch veilig is voor de planeet. In het Amsterdam van de toekomst wordt er daarom geleefd in de Stadsdonut. Hier is de stad een thuis is waar mensen tot bloei komen, op een florerende plek, en waar tegelijkertijd het welzijn van alle mensen en de gezondheid van de hele planeet wordt gerespecteerd. Het resultaat is een plek waar sprake is van veiligheid en sociale rechtvaardigheid en waar Amsterdammers gezond, verbonden, zelfstandig en handelingsvaardig zijn.

Lange weg

Een mooi droombeeld voor het Amsterdam van de toekomst. Maar hoe kan dat tot werkelijkheid worden gebracht en hoe maak je dat concreet in het ontwerp van de stad? Hoe zorg je voor een florerende stad die sociaal rechtvaardig en veilig is? De makers van de Stadsdonut geven toe dat er nog veel werk aan de winkel is om deze ultieme uitkomst te bereiken. En er is nog een lange weg te gaan waarbij verandering van maatstaven, systemen, gedrag en waarden echt noodzakelijk is.

Bruikbare instrumenten

Om de theorie van de Stadsdonut toepasbaar te kunnen maken op de te ontwikkelen Omgevingsvisie van Amsterdam voor 2050, zal het ook duidelijk moeten worden, welke eisen er dienen te worden gesteld aan plannings- en ontwerppraktijk. Anders gezegd: waaraan dient het fysieke ontwerp van de stad van de toekomst te voldoen om het gewenste resultaat te bereiken of de totstandkoming hiervan te ondersteunen? En precies daarom is er ook behoefte aan bruikbare instrumenten en methoden die kunnen worden ingezet om de stad florerend en sociaal rechtvaardig te maken, maar ook om te meten of het gelukt is. Dat zeggen de makers van de Stadsdonut (de Donut Coalitie) zelf ook.

‘Just City Index’

De ‘Just City Index’ (JCI) van dr. Toni Griffin is zo een beproefde methodiek voor het tot stand brengen van de beoogde rechtvaardige stad en samenleving. De Just City Index is een op waarden gebaseerde plannings- en ontwerpmethodiek voor stedelijke ontwikkeling en is goed bestand tegen politieke en marktdruk. Het is dan ook een uitstekende toolkit voor het geven van de nodige richting aan de stad die Amsterdam wil zijn. De JCI gebruikt 12 waarden en 50 daaraan gekoppelde indicatoren om steden en hun gemeenschappen te helpen om gemeenschappelijke doelen te bereiken zodat er een meer rechtvaardige stad ontstaat. Met de JCI is het dan ook mogelijk een maatstaf vast te stellen van wát een rechtvaardige stad is. Het maakt ook inzichtelijk hóe ontwerp en planning bijdragen aan omstandigheden van rechtvaardigheid in steden, buurten en in het publieke domein.

Twee voorbeelden

Een tweetal voorbeelden bij het ontwerpen: In een rechtvaardige stad is sprake van eerlijkheid; één van de 12 waarden van de Just City Index. Eén van de indicatoren van eerlijkheid is gelijkwaardigheid: ‘het op gelijke of gelijkwaardige manier verdelen van middelen, status, rechten, macht en voorzieningen.’ Om gelijkwaardigheid bij het ontwerpen van de publieke ruimte te realiseren dient er vergelijkend te worden gekeken naar:

  • Hoe middelen verdeeld worden in andere vergelijkbare buurten in de stad;
  • Hoeveel (sociale, economische, financiële en duurzame) investeringen er in de openbare ruimte worden gedaan in vergelijkbare buurten in de stad;
  • Wat voor status (van leven, wonen en ondernemen) vergelijkbare publieke ruimten zoals pleinen en straten hebben in vergelijkbare buurten in de stad;  
  • De rechten en de macht die verschillende typen stakeholders (ook bewoners) in het ontwerpproces hebben in vergelijkbare buurten in de stad.

Een andere waarde die hoort bij een rechtvaardige stad is acceptatie. Een van de indicatoren voor acceptatie is inclusie: ‘de acceptatie van verschillen en het doel om verschillende meningen, houdingen en verschillend gedrag een plek te geven.’ Bij ontwerpen voor inclusie wordt bekeken:

  • In hoeverre er bij het ontwerpen, verschillende perspectieven worden meegenomen en verschillen worden geaccepteerd;
  • In welke mate verschillende typen mensen (met verschillende opleidingen, gezondheid, culturele achtergronden, sociaaleconomische posities, genders), een plek hebben in het ontwerpproces;
  • In hoeverre ruimtes, voor integratie, gemeenschapszin en veiligheid kunnen zorgen.

Er moet nog veel gebeuren om het predicaat rechtvaardige stad te mogen te dragen. Door grootstedelijke problematiek is er eerder sprake van onrechtvaardigheid. Dit komt o.a. tot uiting in:

  • Te weinig en voor velen onbetaalbare huisvesting (gentrificatie ligt op de loer)
  • Hoge werkloosheid en verdringing (van locals) op de arbeidsmarkt
  • Armoede en sociaal isolement
  • Gevoelens van er niet bij horen (niet inclusief)
  • Segregatie in het onderwijs en in buurten
  • Kansenongelijkheid
  • Ongelijkheid in investeringen in openbare ruimtes
  • Ongelijkwaardigheid in verdeling van middelen, status, rechten, macht en voorzieningen 
  • Onveilige openbare ruimten en sociale onveiligheid
  • Vervuiling en uitputting van grondstoffen

Amsterdam staat voor de opgave om de omstandigheden te creëren die rechtvaardigheid doen vergroten en onrecht doen afnemen, in steden, buurten en openbare ruimte. Anders gezegd, er moet nog veel worden rechtgezet om in de Stadsdonut te komen. Het komt goed uit dat de Donut Coalitie openstaat voor een mogelijke synergie tussen verschillende perspectieven. Met de Just City Index kan Amsterdam concrete en meetbare doelen stellen en hiermee sturen op het plannen en ontwerpen van de florerende en rechtvaardige stad in 2050.

Wat als vrouwen de stad ontwerpen? De vrouwen van WomenMakeTheCity pleiten voor een stad die gebouwd is op basis van waarden die voor iedereen belangrijk zijn, zoals eerlijkheid, acceptatie en welvaart. In dit artikel presenteren zij de tien belangrijkste adviezen voor de Omgevingsvisie Amsterdam 2050. 

WomenMakeTheCity (WMTC) is een beweging die in opdracht van Wethouder Marieke van Doorninck is opgezet om vrouwen een stem te geven in het beleid op de toekomst van Amsterdam. Sinds de lancering van het project in juni 2019 hebben er meer dan tweehonderd vrouwen meegepraat over de Omgevingsvisie. WMTC is uitgegroeid tot een beweging die niet alleen vrouwen, maar ook andere minder gehoorde groepen een stem geeft.

Het vrouwelijk perspectief

Net als het huidige feminisme is het vrouwelijk perspectief intersectioneel, dat wil zeggen dat het oog heeft voor de combinatie van factoren die bepalen hoe de stad wordt beleefd, zoals gender, leeftijd, klasse, afkomst of fysieke gesteldheid. Vrouwen die meededen aan WMTC vertegenwoordigden bijvoorbeeld naast hun eigen belang ook dat van kinderen met een beperking, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren met een migratieachtergrond. Dit brede perspectief stelde hen in staat om te zien wat de gemeenschap nodig heeft en om daarin een verbindende rol te vervullen.

Zachte waarden hard maken

Tijdens de werksessies van WMTC praatten we met vrouwen uit de hele stad, met een focus op de stadsdelen Noord, Nieuw-West en Zuidoost. In deze stadsdelen gaat de komende 30 jaar veel bijgebouwd worden, terwijl er juist daar nog een aantal grote opgaven liggen zoals  kansenongelijkheid, de veiligheid van de openbare ruimte en achterstallig onderhoud van de woningvoorraad en voorzieningen. Daar voerden vrouwelijke bewoners gesprekken over de toekomst van hun stadsdeel aan de hand van de Just City Index. Deze ontwerpmethode streeft naar een rechtvaardige stad door de waarden van de bewoners centraal te stellen. Vanuit waarden als acceptatie, identiteit, eerlijkheid, welvaart, mobiliteit en aspiratie werd gekeken naar de staat van het stadsdeel en welke verbeteringen nodig zijn.

Zorgen

Uit deze gesprekken zijn talloze onderwerpen naar voren gekomen die meer aandacht verdienen in het denken over de toekomst van de stad. Zo bleek dat veel bewoners zich niet betrokken voelen bij de ontwikkeling van de stad en het gevoel hebben dat de nieuwe ontwikkelingen niet voor hen bedoeld zijn. De angst voor verdringing en segregatie was een veelgehoorde zorg, net als het gebrek aan voorzieningen en betaalbare ontmoetingsplekken voor buurtbewoners. Een andere zorg was dat nieuwe bewoners en oude bewoners vaak niet goed mengen in de bestaande buurten, wat leidt tot vervreemding en onbegrip. 

Tien adviezen voor de Omgevingsvisie

De Vrouwenadviesraad, die bestaat uit negen vrouwen van verschillende stadsdelen, achtergronden en leeftijden, heeft uit alle gesprekken die gevoerd zijn een top tien gemaakt van adviezen die een plek moeten krijgen in de Omgevingsvisie Amsterdam 2050. De adviezen zijn voorzien van tekeningen die laten zien hoe de stad eruit zou zien als het advies zou worden opgevolgd:

  1. Zorg voor woningbouwprojecten die betaalbaar, inclusief, gemengd en duurzaam zijn. Menging van verschillende soorten woningen op blokniveau is wenselijk want dit zorgt voor ontmoeting en kansengelijkheid. Het is belangrijk dat duurzaam en energiezuinig wonen voor iedereen toegankelijk en dus betaalbaar is.
  2. Creëer vrij toegankelijke ontmoetingsplekken van hoge kwaliteit waar verschillende soorten mensen elkaar kunnen ontmoeten, zowel in de openbare ruimte als in semi-openbare ruimtes. Het is belangrijk dat dit plekken zijn waar mensen kunnen verblijven zonder een toegangsbewijs of verplichte consumptie.
  3. Ga uit van de huidige kracht van de stadsdelen. Investeer in bestaande voorzieningen in plaats van het exclusief bouwen van nieuwe bij nieuw te ontwikkelen gebieden. Zorg dat nieuwe bewoners ook gebruik maken van al bestaande voorzieningen, zodat zij mengen met de bestaande bewoners. Zet bovendien in op de kracht van bestaande netwerken en verenigingen in de stadsdelen en geef hen de ruimte en de financiële middelen om hun werk in de stadsdelen voort te zetten. 
  4. Faciliteer en stimuleer lokaal en sociaal ondernemerschap, bijvoorbeeld door het bieden van microkredieten en betaalbare bedrijfsruimtes, zodat er een divers aanbod is van winkels en voorzieningen. Geef minder ruimte aan grote ketens en meer ruimte aan kleinschalige ondernemers en niet-commerciële initiatieven. Houd bovendien ruimte vrij voor creativiteit en experiment.
  5. Betrek bewoners als actieve stakeholders in het proces van stedelijke ontwikkeling en geef hen eigenaarschap om zelf te beslissen over hun leefomgeving. Richt Bewonersraden op die autonoom zijn en beslissingsbevoegdheden krijgen over zaken als de verdeling van buurtbudgetten en instemmingsrecht bij projectontwikkeling.
  6. Behoud groen: geen woningbouw op bestaand groen (zoals parken, volkstuinen en stadslandbouw). Boor eerst lege industrie- en bedrijventerreinen aan.
  7. Laat bestaande buurten meeprofiteren van de opbrengsten van gebiedsontwikkeling. Werk samen met projectontwikkelaars vanuit het principe van wederkerigheid, waarbij zij verplicht worden om te investeren in de (aangelegen) buurt waar de bouwprojecten gerealiseerd worden. Investeer de grondopbrengsten zoveel mogelijk in de buurten waar gebouwd wordt.  
  8. Zorg voor betere OV-aansluitingen om de stadsdelen beter met elkaar te verbinden. Zorg ervoor dat deze altijd toegankelijk zijn voor mensen met een beperking.
  9. Investeer in de veiligheid van de openbare ruimte door het aanleggen van veilige fietsroutes en OV-verbindingen langs levendige buurten zodat er eyes on the street zijn, en investeer in meer verlichting op straat. Zorg voor een veilige openbare ruimte voor iedereen, dus ook voor gemarginaliseerde groepen zoals daklozen of ‘hangjongeren’. 
  10. Behoud van identiteit en authenticiteit van de bestaande buurten is essentieel. Het is belangrijk dat de verhalen van de bewoners uit de (aangelegen) buurt terugkomen in het ontwerp van nieuwe stadswijken en dat er aandacht is voor de geschiedenis van de bestaande omgeving. 

Door deze adviezen op te nemen in de Omgevingsvisie worden niet alleen meer dan tweehonderd vrouwen, maar ook alle groepen die zij vertegenwoordigen gehoord in het beleid op de toekomst van Amsterdam. Het meenemen van het vrouwelijke, intersectionele perspectief in de ontwerp- en planningspraktijk zorgt voor een inclusievere, rechtvaardigere en eerlijkere stad.

In 2020 bracht een onzichtbaar virus de wereld tot stilstand. Van het ene op het andere moment realiseerden we ons hoe kwetsbaar we zijn.

Door Marleen Stikker

Van het een op het andere moment was het niet meer vanzelfsprekend dat we dat we onze ouders konden bezoeken, dat we konden reizen. Iedereen vormde, als potentiële drager van het virus, een gevaar voor de ander. De binnenstad van Amsterdam raakte leeg. De drommen toeristen verdwenen. Theaters, winkels en restaurants dreigden failliet te gaan. Het verdwijnen van het overmatige Nutella-aanbod was geen gemis, maar het voortbestaan van buurtwinkels en het lokale culturele aanbod stond op het spel.

Terwijl iedereen juist de waarde van onze plek, onze plaats, ons huis weer herontdekte. Het blokje om en het praatje met de buurman. De publieke ruimte werd weer ingenomen door bewoners. De lege trottoirs en straten werden gevuld met spelende kinderen en borrelende buren, ieder met een stoel voor de eigen deur. Het belang van publiek domein en publieke waarden werd overduidelijk. We zagen dat de publieke sector onze samenleving draagt. Dat onderwijzers, verplegers, buschauffeurs en schoonmakers vitale rollen vervullen. We zagen in dat sociale structuren de basis van onze samenleving vormen. Het was de overheid die met onze publieke middelen marktpartijen moest redden. Bedrijven hadden hun winsten doorgeschoven naar aandeelhouders en waren niet bereid hun verantwoordelijkheid te nemen. De crisis werd afgewenteld door miljarden te lenen van toekomstige generaties.

Het virus was niet het enige dat toekomstplannen doorkruiste. De opwarming van de aarde dreigde een nog veel grotere impact te hebben op onze wereld. Het vermogen van de mensheid om over de wereld te heersen liep ten einde. De grenzen van de planeet waren bereikt; het verhaal over vooruitgang en groei kregen een flinke optater. Volgende generaties gingen het niet vanzelfsprekend beter hebben. We keken verbaasd om ons heen: hoe waren we hier terecht gekomen? Wat hadden we als mensheid aangericht? 

Hoe kregen we onze planeet, ons land, onze regio en onze achtertuinen weer leefbaar? Hoe een uitweg te vinden uit het onbegrijpelijke web van kapitaal en macht dat over onze wereld was gespannen? Zelfs technologische innovatie, waar we altijd op vertrouwden, bleek een grote keerzijde te hebben en tastte fundamentele waarden aan. Hoe ervoor te zorgen dat de eigenaren van technologie ons niet de baas werden? Wat als steden onvoldoende productiemogelijkheden hadden om zelfvoorzienend te zijn, of onvoldoende voedsel en grondstoffen? Die scenario’s waren wel eens eerder gepresenteerd, maar bleken opeens niet meer ondenkbaar. Wat als de wereldeconomie instortte en Nederland haar positie als handelsland zou verliezen? Het was niet meer vanzelfsprekend dat Amsterdam de komende decennia verder zou blijven groeien en dat de stroom van toeristen en expats druk zou blijven uitoefenen op de woningvoorraad. Er waren zorgen over hoe we ons geld moesten verdienen, hoe we met minder consumptiegoederen konden leven. Leren repareren, zelf voedsel verbouwen en energie opwekken werden noodzaak. Maar leerden we dat wel voldoende op school, en op het werk? En was onze thuissituatie daarop voorbereid? 

Talloze denktanks en toekomstverkenners bogen zich over hoe het dan wél moest. De gesprekken die al jaren werden gevoerd, werden uitermate urgent. Nu of nooit, zeiden we. We brainstormden, vanwege het virus in uiteenlopende wandeloverleggen en conference calls, van Jitsi tot Zoom, Webex en Teams. Er ontstonden groepen rondom financiële instellingen, groene denkers, radicale creatieven, stadsmakers. Er waren oploopjes van hoogleraren en strategische sessies van de vele planbureaus die het land rijk is. Wat we in 2020 leerden, is onze verbeelding aan te spreken: ons vermogen om een nieuwe wereld voor te stellen. Het was tijd om het echt anders aan te pakken.

Die tijd is nu. In de 21e eeuw kunnen we de aarde niet meer onderwerpen aan onze grillen en een niet te stillen honger naar meer. We moeten onszelf en onze plaats in de wereld opnieuw uitvinden in onderlinge samenhang. Onze afhankelijkheid en verantwoordelijkheid begrijpen ten opzichte van andere levensvormen. Daarvoor zijn nieuwe vormen van productie, andere rekenmodellen en een andere relatie tot eigendom, kapitaal en werk nodig. Dat leidt tot een herwaardering van de wijk en van de straat waar we leven, en tot een nieuw begrip van onze afhankelijkheid van anderen over de gehele wereld. Het is nodig om grenzen te stellen aan de uitwassen van het neoliberale marktdenken, aan de onbelaste kapitaalstromen en de grote tech- en platformbedrijven die ons de zeggenschap over onze steden hebben afgenomen.

Het vraagt om een andere manier om onze successen te vieren; publieke waarden staan centraal en de capaciteiten van iedereen worden gewaardeerd. We spreken niet meer over human capital omdat mensen niet terug te brengen zijn tot hun waarde voor transacties en markt. We spreken over sociale intelligentie, sociale innovatie en hoe mensen kunnen bijdragen aan missies en maatschappelijke opgaven. We hebben het niet meer over ‘hoger’ en ‘lager’ onderwijs of over ‘beta-’ en ‘alfa-opleidingen’ omdat we alle vormen van kennis en vakmanschap even belangrijk vinden. We beheren de toegang tot onze gezamenlijke bronnen eerlijk. We omarmen lokale betrokkenheid en internationale verbondenheid. We vinden relaties belangrijker dan transacties, want, zo leerden we: alles hangt met alles samen. Niet competitie, maar samenwerking is het nieuwe normaal.  

De kans om de wereld in balans te krijgen moeten we wel benutten. De ‘window of opportunity’ wordt steeds kleiner. Daarvoor moeten we onze verbeelding aanspreken: ons vermogen om die nieuwe wereld voor te stellen. En we moeten voortbouwen op datgene wat al kan. De toekomst is al geprototyped. Het nieuwe is al aanwezig. Het is geen rocket science, geen onhaalbare kaart. De inclusieve ontwerpmethodieken zijn er. Er zijn oplossingen voor productiemethoden, materiaalstromen, en marktmechanismen die geen uitputting van de aarde of uitbuiting van mensen tot gevolg hebben. En de  21e eeuwse sociaal-economische modellen zijn uitgedacht. Een samenleving en economie op basis van regeneratie en waardebehoud is mogelijk. We kunnen de stad van de toekomst volgens die principes bouwen. Een toekomst die de stad iets van de rust en ruimte teruggeeft die we kortstondig hebben mogen ervaren tijdens de eerste maanden van de coronacrisis. 

Meer dan 40 jonge Amsterdammers kwamen dit voorjaar online samen om een gezamenlijke toekomstvisie te formuleren. Zij gingen hiervoor in gesprek met wetenschappers, activisten, advocaten, techneuten, actieve burgers en kunstenaars. Met elkaar vormen zij Parlement van de Toekomst, waarin ook studenten Anne Bartlema (HBO-Rechten) en Amber Keizer (Culturele en Maatschappelijke Vorming) van de Hogeschool van Amsterdam zijn vertegenwoordigd.

Vijf toekomstscenario’s

Bovenstaande en vier andere verklaringen vormen een manifest dat is opgesteld door het Parlement van de Toekomst. In het manifest komen de Amsterdammers niet alleen op voor hun eigen belangen, maar ook voor die van toekomstige generaties. De studenten en werknemers roepen via het manifest de Europese en lokale overheid op om de bescherming van grondrechten te waarborgen, de zeggenschap van burgers te garanderen en klimaatrechtvaardigheid te realiseren. Daarvoor verbinden ze vijf toekomstscenario’s aan acties die vandaag de dag kunnen worden uitgevoerd.

  1. Een toekomst die de grondrechten versterkt
  2. Een toekomst die gebaseerd is op commons en democratie
  3. Een toekomst die gebaseerd is op klimaatrechtvaardigheid
  4. Een toekomst waarin onderwijs voor empowerment zorgt
  5. Een toekomst die vrijheid in een digitale wereld waarborgt

Op dinsdag 30 juni 2020 presenteerde het Parlement van de Toekomst het manifest aan vooraanstaande vertegenwoordigers van de Europese Commissie en de gemeente Amsterdam.

“Wij zijn van mening dat elke generatie, en met name de toekomstige generaties, fundamenteel recht hebben om in een gezonde, veilige en gelijke samenleving te leven.”

In het proces werd het Parlement van de Toekomst begeleid door Stichting Netwerk Democratie, een Amsterdams platform voor democratische innovatie. De HvA was samen met het Atelier der Verbeelding, Universiteit van Amsterdam en Gemeente Amsterdam intensief betrokken bij dit initiatief.

Lees de acties in het manifest van het Parlement van de Toekomst!

Vrijdag 3 juli 2020, Livecast vanuit Pakhuis de Zwijger

De toekomst van de stad

Samen met Arcam organiseerde de gemeente een ontwerpmanifestatie als input voor deze omgevingsvisie. Zes ontwerpteams gingen aan de slag met het Amsterdam van de toekomst en presenteren hun ontwerpen tijdens het afsluitende webinar op vrijdag 3 juli vanuit Pakhuis de Zwijger.

Introductie

Klokslag half 3 gaat de livestream van start. Moderator Caroline Combé, hoofdplanoloog bij gemeente Amsterdam, verwelkomt ontwerpers, meedenkteam, professionals en andere belangstellenden. Ze licht kort het programma toe waarin 6 architectenbureaus hun ontwerp presenteren. Hierna reageren vakgenoten op de ideeën, en ook leden van de denktank en andere kijkers kunnen hun vragen stellen per Whats app.

Perspectieven op de stad

Eerste spreker is Flora Nycolaas, stedenbouwkundige en ontwerper bij gemeente Amsterdam. Zij legt uit dat de ontwerpmanifestatie is bedoeld om de toekomstvisie van Amsterdam die vooral uit abstracte woorden en kaarten bestaat, te verbeelden en concreter te maken. Aan 6 bureaus is gevraagd om een specifieke locatie in de stad uit te werken, gekoppeld aan een van de 3 thema’s: Stad om het centrum, Stad aan het water, Stad aan het landschap en spoor. Dit heeft volgens Nycolaas naast een rijk palet aan beelden, ook de nodige lessen opgeleverd. Een meedenktank van betrokken Amsterdammers keek kritisch mee met de bureaus.

Hoe ruimte beter benutten?

De ontwerpen zijn geen concrete plannen die worden uitgevoerd, verduidelijkt Nycolaas, ze zijn bedoeld om te inspireren en soms te confronteren. Ze vormen de aanleiding voor het gesprek over hoe de ruimte in de stad beter benut kan worden, en wat dat kan opleveren. De ontwerpen geven richting aan wat we op hoofdlijnen willen, wat willen waarborgen en wat willen we sturen, maar ook aan wat kunnen we loslaten.

1) Stad rondom het centrum

Dit perspectief gaat uit van een verdere uitrol van het centrummilieu. Volgens Esther Reith, hoofd stedenbouwkundige is er nog voldoende ruimte om te verdichten. Een belangrijke strategie is verdichten langs de radialen, de uitrol van het centrum langs de stadsstraten. Amsterdam zoekt naar vernieuwing voor een sociale, leefbare en toekomstbestendige stad. Een straat hoeft niet over de hele lengte hetzelfde profiel te hebben, of dezelfde stedelijkheid. Iedere straat heeft zijn eigen identiteit.

Vooraf aan de presentatie van het eerste ontwerp deelt Reith 5 inzichten voor een sociale, leefbare en toekomstbestendige stad:

  1. Verdichten is een kans om de naoorlogse stad fijnmazig aan te laten sluiten bij het centrum, hiermee verzacht je de overgang van de binnenring naar de buitenringse stad
  2. Benut de verschillen van de binnen- en buitenringse stad
  3. Zie verdichting niet als doel op zich, maar als kans om transities in gang te zetten zoals verduurzaming, bereikbaarheid
  4. Maak van knooppunten als de Gooiseweg en het Surinameplein kwalitatieve verblijfsplekken
  5. Creëer overruimte voor werkplekken en betaalbare woningen, om verdringing te voorkomen door verdichting

Gooiseweg: groene middenstad tussen centrum en Zuidoost

Robert Jan van der Veen, ECHO Urban Design

Van snelweg naar een langgerekt parklandschap met allerlei verschillende identiteiten en een nieuwe vorm van stedelijkheid. Zo ziet ECHO de Gooiseweg van de toekomst. Nu ligt er 6 km weg, 7 banen met auto’s, met veel asfalt en tegelijk veel groen. Een snelweg dwars door de stad, zo vat Robert Jan van der Veen het samen. Wat is dan nodig om van betekenisloze ruimtes naar waardevolle plekken te maken? ECHO ging in gesprek met bewoners uit Zuidoost.

Van ruimte naar plekken

‘Meer beleving in het groen zodat mensen meer uitgenodigd worden.’ Zo klonk een van de geluiden. ECHO Urban Design zet in op kleinschalig, meer parkruimte en mensen zeggenschap geven over wat er in de parken kan komen. Organische ontwikkelen, met nieuwe vormen van mobiliteit, een zorgvuldig ingepaste bebouwing, een park, en hubs met dichtere bebouwing. Een aangetakt systeem, met een profiel dat soms wel 300-400 meter breed is. Een gemêleerder en gevarieerder stuk stad.

Van gesloten naar meer inclusief

‘Openbreken en lucht geven aan mensen en verbindingen leggen.’ ECHO wil sportvelden, verenigingen en begraafplaatsen onderdeel maken van de stedelijke transitie, in plaats van af te bakenen met een hek eromheen. De overmaat in de buitenruimte en in gebouwen te gebruiken voor meer flexibiliteit. En van breed naar compact te gaan, en de menselijke maat te introduceren bij de Gooiseweg.

Van netwerken naar een centrale route

‘Minder breed en minder snelrijdend verkeer, en meer groen langs de route.’ In Zuidoost zijn verkeersnetwerken nu vooral gescheiden. Maar mobiliteit verandert. Daar kunnen we nu op inspelen door te gaan werken in knopen en hubs waar de verschillende netwerken bij elkaar komen. Een lange stadsstraat in een afwisselend landschap van groene verblijfsplekken en woon- en werkclusters.

Stadsstraat Overtoom-Lelylaan: groen en inclusief verdichten

Marco Broekman, BURA urbanism

Amsterdam groeit, maar groeit de stad de goede kant op? Dat is de vraag volgens Mark Broekman als je kijkt naar de toekomst van de stad. Hoe vang je de gewenste groei van woningen op, zonder de negatieve effecten van verdichten? En hoe doe je dat, rekening houdend met andere opgaves als verdrukking van groepen, paalrot aan de Overtoom en klimaatadaptie? En met behoud van de eigenheid van Amsterdam?

BURA onderzocht de mogelijkheden voor Overtoom-Lelylaan. Een stadsstraat die veel verschillend gebieden en discontinuïteit kent, met drie deelgebieden: binnenstad (Overtoom), transitiezone (Surinameplein- Station Lelylaan) en Nieuw-West (Station Lelylaan- Osdorpplein). Aan de hand van 4 thema’s werkte het bureau de transformatie van de Overtoom uit:

Buurtgerichte adaptieve aanpak

Combineren van een top-down aanpak met investeringen en bottom-up private initiatieven. Een heldere groenstructuur naast een nieuwe stadsstraat: een adaptieve benadering die kan meebewegen met de tijd.

Verdichting als vehikel

Met verdichten investeren in groen en inclusiviteit. BURA heeft een toolbox gemaakt voor 8 verschillende plekken aan de Overtoom, en 40 verschillende manieren hoe dit te doen.

Groene pelgrimsroute

Vanuit Nieuw-West een groene inrol de stad in maken, die de verschillende buurten aan elkaar rijgt, waarbij de identiteit van de buurten blijft bestaan. Met groen als continue structuur, en daarnaast een stadsstraat met 30 km-profiel. Dat betekent wel iets voor de mobiliteit.

Dwarsdenken

Niet alleen lineair denken maar ook dwars. Zoals een aantal dwarsstraten op de Overtoom eruit gooien en vergroenen. Broekman sluit af met een paar voorbeelden: het Reade-complex als een nieuwe groene entree samen met metrohalte Vondelpark, en het Surinameplein met een simpele verkeersoplossing, een groen park en bebouwing toevoegen. Verdichten kan, is de conclusie van BURA, maar wel met maatwerk voor een groene en inclusieve stad.

2) Stad aan het water

In dit perspectief ontwikkelt Amsterdam zich nog meer als een stad aan het water. Amsterdam kenmerkt zich door het IJ en de grachtgordel. Mirjana Milanovic, hoofd stedenbouwkundige, verwacht dat de komende 30 jaar de meeste veranderingen aan de noordkant van het IJ gebeuren. Gericht op wonen en werken. En als productieve stad, en verbinding tussen stad en groene scheg. Met een publiek waterfront en een route langs het water. Waar buurten een eigen pontverbinding krijgen met de overkant. En een snelle fietsverbinding en een snelle tram, van Zaandam naar Zeeburgereiland zorgen voor bereikbaarheid.

Noordoostoever van het IJ: publieke waterfront als noordas

Daan Roggeveen, More Architecture + XML

Uitgangspunt was het DNA van Noord, een stadsdeel gefragmenteerd van opzet. En de vraag: hoe kunnen we Noord verbinden met centrum? Roggeveen ziet daarvoor het IJ als centrum tussen twee oevers. Door een publiek waterfront te ontwikkelen, een publieke noordas, die alle buurten met elkaar verbindt.

Het plangebied van Sixhaven tot Schellingwoude bestaat uit 8 deelgebieden, waarvan 7 stadsbuurten en 1 bos. More en XML hebben hiervoor verschillende typologieën ontwikkeld, alle tamelijk dichtbebouwde buurten. Alleen op de Hamerkop komt hoogbouw, de andere buurten krijgen een middelhoge skyline die aansluit op de achterliggende tuindorpen. Voor elke buurt zijn bestaande kwaliteiten als inspiratie gebruikt.

  • IJ-plein: het OMA-plan op strategische punten verdichten, met een publiek gebouw aan het water, zoals een bioscoop.
  • Hamerstraatkwartier: volgens het huidige plan, maar het publieke waterfront inzetten als urban sports-gebied. Sport als verbinder, een soort muscle beach en drijvend zwembad.
  • Hamerkop: smalle stroken, industriële plinten voor de maakindustrie met daarop elegante torens, dynamische mix wonen en werken, nieuwe halte metrolijn Noordas, en een publiek gebouw bv een nieuwe vestiging van de OBA.
  • Albenmarlegebied: gebied in twee stukken opgedeeld. Strand als een publieke plek, wonen aan het strand zoals Barcelonetta, en een IJ-land met zachte oevers, wetlands, verstilling in plaats van drukte.
  • Oranjewerf: plotgewijze ontwikkeling, kleinschalig dorps met de haven als publiek waterplein.
  • Schellingwouderpark: cultuurpark met een nieuw museum.

Al deze buurten zijn verbonden door de publieke Noordas.

Noordwestoever en verbinding Zaanstad: van maakindustrie naar productieve stad

Philomene van der Vliet, BOOM landscape

In Noord is veel havengerelateerde bedrijvigheid en wijken die horen bij de haven. Dit stuk stad kenmerkt zich door grote contrasten en een clash tussen buurten: de industriële kade, lieflijke tuindorpen, oude woonlinten, grootschalige opzet van Molenwijk met hoogbouw en de gevarieerde laagbouw Oostzanerwerf. Er zijn zogenaamde struikellijnen die Noord opdelen: de A10, IJdoornlaan,  Waterlandse Zeedijk, Klaprozenweg, etc. En overmaatse profielen als oude dijken, sloten, vaarten en wegen waar vrachtverkeer 80 km mag rijden. Daarnaast zorgen de oude dijken en het vele groen langs de kanalen voor verbinding. Deze staan haaks op de struikellijnen en zorgen voor kansen voor slimme schakels tussen de buurten en met het Waterland en IJ.

BOOM is uitgegaan van 6 ambities, waarvan de belangrijkste is dat de stad wordt verbonden met Waterlandscheg en IJ. En dat de buurten onderling veel beter met elkaar worden verknoopt. Onder andere door de Noorder IJ-plas uit haar isolement te halen. En de poort naar het IJ en de waterlandscheg te maken. En de zogenaamde leeflijnen ‘op te laden’ met nieuwe en bestaande programma’s, zoals de hotspots van maakindustrie.

Noorder IJstad

Zo verandert Noord van een werkstad naar een productieve stad, met mooie publieke ruimten, autoluw, een nieuwe metrolijn, verknoopt met de rest van de stad en een fietsverbinding naar Zaanstad. Waar groen en waterstructuren zorgen voor CO2-opslag en een koelend effect. En met behoud van ruimte voor de maakindustrie.

3) Stad aan landschap en spoor

In dit perspectief ontwikkelt Amsterdam zich vooral aan de randen van de stad op goed bereikbare plekken. Paul van Hoek, hoofdontwerper gemeente Amsterdam, leidt dit thema in als een beweging die al in gang is gezet. De beweging naar de zuidkant van de stad. Een gebied dat zich kenmerkt door een goede multimodale bereikbaarheid, prachtig landschap, relatief lage grondprijzen en vastgoedwaarde, lage dichtheid en is monofunctioneel. Volop ontwikkelruimte dus.

De Nieuwe Meerstad: nieuw parkfront aan rand van de stad

Berend Strijland, NLE

NLE heeft gewerkt aan de locatie rond de Nieuwe Meer, een gebied strategisch gelegen tussen Schiphol, binnenstad en Bijlmer. Hier is veel ruimte om te bouwen, en een prachtige groene omgeving met het Amsterdamse bos en Oeverlanden nabij. Er zijn ook problemen: een dikke bundel infrastructuur snijdt de stad af van de Nieuwe Meer. Dat vormt de grootste uitdaging, volgens Strijland.

Water is een belangrijke identiteit van het gebied, biodiversiteit, groene ruigheid als nieuwe identiteit voor de stad. En er is de aanwezige infrastructuur, waaronder een aantal tunnels die de stad afsnijden. Hierdoor ontstaan onaantrekkelijke gebieden. Tegelijk is dit ook een kans, omdat er subwijken met een eigen karakter kunnen ontstaan. Een grote kwaliteit.

In het plan van NLE is de NoordZuidlijn doorgetrokken naar Schiphol, met 2 nieuwe metrostrations. Viaducten worden uitgebreid tot verblijfsruimten. Kwaliteiten van buurten heeft NLE uitvergroot. Bijvoorbeeld door een gebied met sportvelden te verdichten, zodat je een sportwijk krijgt. Dat geldt ook voor het verdichten van een gebied met volkstuinen, of een havengebied. Zo krijgt Amsterdam een nieuw parkfront aan de zuidwestkant.

Stadsontwikkeling aan de noordzijde van de Nieuwe Meer roept ook vragen op. Zoals: hoe kun je bouwen in het groen zonder het groene karakter te verliezen? Hoe kun je onaantrekkelijke viaducten uitbreiden met een groene kwaliteit? Hoe kun je bouwen in een moerasgebied als Oeverlanden? Door juist gebruik te maken van water, infra en te verdichten groeit de zuidwestkant tot een radicaal en levendig nieuw stuk stad.

Bijlmerstad, naar een nieuwe stedelijkheid

Gijs de Haan, Posad Maxwan

De Haan schets Zuidoost als een gebied met een enorme eigenheid. Met een jonge, en enorm diverse bevolking, rijk aan groen, functies die streng gescheiden zijn, auto’s dominant aanwezig in de openbare ruimte, infrastructuurbundels die wijken scheiden. Posad Maxwan heeft gekeken hoe ze met de stedelijk ambities de lokale kwaliteiten kan verbeteren en tegelijk problemen kan oplossen.

Duurzame verstedelijking

Het gebied is al goed bereikbaar, met OV en aan snelwegen gelegen. Je kunt in 20 minuten in het centrum en Utrecht zijn, en het ligt dichtbij groen en economische functies. Ingrediënten die het gebied kansrijk maken. Verstedelijken kan door meer werkplekken aan te bieden, meer woonplekken, structurele aanpassingen in de openbare ruimte en infrastructuur.

Posad ziet kansen door toe te werken naar een sterke mix, zodat een levendige volwaardige stad ontstaat. Door nieuwe verbindingen toe te voegen naar aanliggende groene scheggen. Door de stad op een kleiner oppervlak te ontwikkelen, zodat ruimte ontstaat voor sport en recreatie. Door langs de assen te ontwikkelen, ontstaan levendige stadsstraten, gericht op voetgangers en fietsers, spreiding zorgt voor diversiteit in wonen. Door te verdichten rond ov-knooppunten kun je een integrale stad maken, met assen als lijm tussen de verschillende wijken. Door stadsparken te ontwikkelen binnen Zuidoost behoud je de open polderkwaliteit.

Bijlmerstad

Dat levert een Amstelscheg op die beter bereikbaar is. En een groot aantrekkelijk stadspark waar energieproductie en dataproductie gecombineerd kan worden. En een Bijlmerstad waar je kunt wonen langs de randen en verbindingen.

De moderator bedankt de architecten die in heel korte tijd maanden van werk hebben gepresenteerd.

Vragen meedenktank

De meedenktank is in het leven geroepen, zodat ook gewone Amsterdammers kunnen meedenken over de toekomst van de stad. Hier kunnen ze via een zoomlink reageren en vragen stellen. Bijvoorbeeld over hoe hun eerdere vragen zijn meegenomen in de schetsen.

Stad op tijd klimaatbestendig?

Sanne: allereerst complimenten voor alle inspiratie en plannen. Ons is gevraagd kritisch te zijn. Ik zie heel veel groen, en lees veel over opwarming van aarde. Zou een ontwerper kunnen aangeven of de stad in 2050 echt bestendig is tegen hogere temperaturen? Gaan we dat wel redden?

Philomene van der Vliet: we krijgen inderdaad steeds meer problemen met hitte en droogte, bomen die geel worden, ook in het Amsterdamse bos. In Noord kiezen we voor zoveel mogelijk profiel dat water vasthoudt. Door een systeem van verknopen kunnen we hierin voorzien. Door op hoog schaalniveau scheggen en stadswijken met elkaar te verbinden, en landschappen om de stad in te zetten voor het koelen en vasthouden van regenwater.

Een multiculturele blik

Antoine: wat me opviel is: Amsterdam is multiculturele stad, alle ontwerpers hier zijn wit. Hebben er ook mensen met een multiculturele achtergrond meegewerkt aan de plannen? Die kijken misschien met een heel andere blik.

Philomene van der Vliet: goede vraag. Onze bureaus zijn best multicultureel, we hebben iemand uit Egypte, China, Griekenland. Ontwerpers komen tegenwoordig overal vandaan, dat is super waardevol. Ze kijken met een heel andere bril naar onze stad. In Nederland denken we conceptueel over de stad, over hoe je anders om kunt gaan met de leefomgeving, het programma en wat voor ruimte je daarvoor nodig hebt.

MaxSmit: ik was blij met deze vraag. Binnen R&D is nog steeds niet de optimale diversiteit op de werkvloer. Bij ontwerpers zijn wel meer internationale invloeden, maar we hebben nog een lange weg te gaan.

Plannen coronaproof?

Rik: ik zie een duidelijke vergroening van de stad, en er is ook over de grenzen heen gekeken. Sinds corona was het juist buiten de stad drukker, zijn de plannen coronaproof? Is meer recreatie dichtbij huis mogelijk?

Marco Broekman: groen en openbare ruimte in de buurt en erbuiten, worden steeds belangrijker. Naast meer vergroenen, zijn ook verbindingen belangrijk. We krijgen steeds meer te maken met hittestress, en het Vondelpark is al vol. De crux is mobiliteit: er zijn meer verbindingen nodig naar plekken buiten de stad. Alles bij elkaar – klimaat, sport, spel, groen, wonen, mobiliteit – legt dat een enorme claim op de stad. Autogebruik zou daarom echt omlaag moeten. Investeren in tram en ondergrondse metro is belangrijk om boven de grond meer ruimte te maken voor stadslogistiek, voetganger en fietser.

Wat moet echt duurzamer?

Maaike: er zijn hoge ambitieuze duurzaamheidsdoelen. Hoe komen die nou samen in zo’n omgevingsvisie? En met welke duurzaamheidsdoelen moeten we echt rekening houden in het gebruik van de openbare ruimte?

Robert Jan van der Veen: mooie en moeilijke vraag: alles wordt driedimensionaler: door transformatie ben je meer dingen op elkaar aan het zetten. Stedenbouw, landschap en architectuur worden integrale multidisciplinaire wetenschap. Het is daarom belangrijk een goede grote visie te hebben. Landschap gaat voor in de stad, vind ik. Het grote gebaar maken. Een groene wereld en groene steden bouwen.

Reflectie panel

Na een korte pauze reageert het panel van professionals op de vraag: welke uitwerking valt je het meest op en waarom?

Hanneke Kijne, hoofd van de masteropleiding Landschapsarchitectuur bij de Academie van Bouwkunst en eigenaar van bureau MORE Landscape is positief verrast dat stedenbouwers steeds meer bezig zijn met het landschap. En steeds integraler samenwerken. Philomene van der Vliet van BOOM kijkt volgens haar goed naar de structuren op grote schaal. Als je een visie maakt, wil je in een groter verband iets zeggen over de stad. Dat is hier goed gezegd met een aantal lijnen. En de Noorder IJ-plas wordt een belangrijke recreatieplek in de stad. De stad beweegt de noordkant op. Ook de MRA geeft steeds meer druk die kant op. Ook de Noorderscheg of Waterland doen mee. Ik zou het supermooi vinden als de Noorder IJ-plas over het IJ naar de westerscheg getrokken kan worden. Het groen dat is opgenomen is nog wel abstract. Dat is ook een risico. Iedereen merkt dat groen belangrijk is voor de stad. Dat gaat verder dan het groen inkleuren van bouwplannen. Groen zal meteen aan de basis mee moeten doen.

Indira van ’t Klooster directeur ARCAM vindt het leuk om al die verschillende onderwerpen voorbij te zien komen, en de kwaliteit van de plannen. Alle plannen pakken het centrum, water en landschap mee. NLE met Nieuwe Meerstad en More voor het gebied aan het IJ doen precies wat ze hoopte: het zijn twee plannen die net een tandje groter denken dan we in Nederland gewend zijn, ook dankzij internationale ervaringen. Zoals een publieke strook met stranden, parken en musea aan de noordkant van het IJ. En de Nieuwe Meerstad legt de nadruk op informaliteit aan de oever en de randen, en het belang van de ruimte die er nu is te handhaven.

Vincent Kompier van Architectuur Lokaal, publicist en onderzoeker stedenbouw, architectuur en stedelijke ontwikkeling heeft een aantal nieuwe woorden geleerd, als struikellijnen en zoeofroute. En dat economische banaan geen scheldwoord maar een kwaliteit is. Hij heeft gelet op de kwaliteit en participatie die voor een omgevingsvisie van belang zijn. Veel plannen kijken breder dan ruimtelijke kwaliteit en zijn ook bezig met de omgevingskwaliteit, een enorme winst. Het viel Kompier ook op dat in dit soort plannen laat zien dat we niet bang hoeven te zijn voor het combineren van verdichten en groen.

Hij vindt juist het plan van Zuidoost heel interessant. Vooral het plan van Posad om ook naar oost en west te kijken, en buiten de grenzen te kijken. Dat is ook een compliment aan de gemeente waard die deze ruimte heeft gegeven.

Het fenomeen muscle beach kent Kompier van een vakantie in Kiev. Daar maken mensen zelf de apparaten. Deze vorm van participatie zou hij interessant vinden voor de plannen van More aan het IJ. In Amsterdam mist hij een alledaagse stedelijkheid. Het is of alles of niks. Het is nog zoeken naar tussenvormen van kleinschalige activiteiten, mensen die zelf dingen gaan organiseren in de eigen wijk. Misschien dat corona helpt dat mensen hun eigen buurt meer gaan ontdekken, participeren en organiseren.

Hanneke Kijne ziet in alle plannen een stapeling van maaivelden, functies en programma. Iedereen zal daar het voordeel van zien, maar we zijn er ook toe veroordeeld als we willen inbreiden. Om al die ambities te kunnen verbinden, moet er nog veel gebeuren. Zij wijst in dit verband op het creëren van overruimte dat is genoemd, naast de ambitie van inbreiden. Hanneke denkt dat het dan vooral gaat om creëren van flexibiliteit.

Daarnaast betekent de energieopgave dat we lokaal veel meer eigen energie gaan opwekken. Alleen het plan voor de Bijlmermeer noemde energieproductie. Er ligt nu een plan voor 17 windmolens in Amsterdam, en dat is veel te weinig volgens Kijne. De druk op daken voor zonnepanelen en groene daken neemt toe. Het daklandschap is een soort verhoogd maaiveld geworden waar ook druk op komt te staan.

De puzzel is nog groot, vat de moderator samen, met alle uitdagingen die er liggen.

Waarom een meedenktank?

Indira van ’t Klooster: de vraag was hoe we het gesprek kunnen voeren over een visie die tot 2050 loopt, zonder in jargon te vervallen. Het Museum of broken relationships in Zagreb met een collectie van 77 voorwerpen, van koffiepot, hoge hak tot wasknijper, vertelden een verhaal. Het maakte duidelijk dat voorwerpen zo een heel andere lading krijgen. Ook hier heeft ARCAM aan de meedenktank gevraagd een voorwerp uit te kiezen wat ze belangrijk vinden voor de stad: dat leidde tot uiteenlopende voorwerpen, bv een bandenplakset, een klok een meerpaal. Vervolgens hebben we gevraagd dat toe te lichten en aan ontwerpers om dat te gebruiken in hun ontwerp. Het kwam ook terug in eindpresentaties. Plein 06 is met 40 mensen gaan praten, BURA ontwierp een toolbox met bouw-ingrediënten, publieke voorzieningen, en informaliteit als kwaliteit. Zorg dat er ook plekken zijn waar mensen zelf nog iets kunnen doen.

Vragen per Whats app

‘Als je de binnenstad uitrolt, neem je dan toeristen dan mee?’

Vincent Kompier: Het biedt ook kansen. Amsterdam is groter dan de binnenstad, het is goed om dat te laten zien. Er zijn ook verschillende soorten toeristen. Maar spreiding beïnvloeden lukt niet altijd.

‘Is het niet slimmer volledig in te zetten op elektrisch fiets en niet op de metro? Is sneller, goederkoper en gezonder.’

Vincent Kompier: In de plannen van de Gooise knoop wordt een hub genoemd, zonder dat er openbaar vervoer is. Gaat er dus vanuit dat andere vormen van vervoer in de toekomst mogelijk is. Een prikkelende gedachte.

Hanneke Kijne: in alle locaties is infrastructuur enorm belangrijk, en confronterend voor het ontwikkelen van locaties. Er waren geen voorstellen met rigoureuze veranderingen. We gaan binnen de MRA toe naar meer snelle fietspaden, fiets wordt steeds belangrijker, meer zoefroutes, en meer ov. Binnen de stad maar ook de stad uit.

Ron van Heusden: ‘In plaats van de vorige omgevings- ofwel structuurvisie die vooral planologisch van aard was, dwingt deze veelheid aan verbeeldingen tot keuzes maken en positie bepalen. Je hebt wat te kiezen, maar er zijn ook consequenties. Ik ben benieuwd wat de rol van de ontwerpers is in deze paradigmawisseling?

Indira in ‘t Klooster: ben het eens dat de ontwerpers maar een bepaald deel van de opgaven kunnen invullen. Belangrijke taak voor de politiek in dit proces. Hoe koppelt het bestuur de omgevingsvisie aan Amsterdam als eerste donutstad? Dan heb je het ook over een sociale agenda, gelijkheidsagenda, betaalbaarheidsagenda. Ontwerpers hebben nu maanden knetterhard gewerkt aan deze plannen. Nu is het gesprek aan de politiek en iedereen hier wat te vinden en keuzes te maken.

Tot slot

‘Waar is het integrale afwegingskader van de omgevingsvisie? Waarom is de insteek ruimtelijk? Hoe kunnen al die waarden, zoals biodiversiteit, circulariteit, betaalbaarheid, inclusiviteit gelijkwaardig afgewogen worden?’

Frank van den Beuken, inhoudelijk projectmanager omgevingsvisie: het belangrijkste is dat de omgevingsvisie een integraal toekomstperspectief biedt. We bouwen daarbij voort op eerdere gemaakte keuzes zoals de energietransitie, circular en de ongedeelde stad. De omgevingsvisie laat zien wat dat bij elkaar betekent. Op het ruimtelijke niveau wordt de omgevingsvisie concreter. Waar willen we verdichten, waar meer groen, waar zijn infrastructuren nodig? De omgevingsvisie doet daarnaast ook uitspraken hoe we met partijen in de stad en de regio samen willen werken. De ontwerpmanifestatie heeft vooral op het ruimtelijke niveau uitspraken gedaan, zowel visionair als concreet. Uit de presentaties zijn een aantal rode draden te herkennen die  kunnen landen in de omgevingsvise, zoals het samengaan van verdichten en vergroenen. Maar ook het meer redeneren vanuit de lokale identiteit waar al heel veel gebeurt en veel drive zit bij de bewoners. In plaats van vooral te kijken vanuit het centrum, zie je nu dat gekeken is vanuit Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Door daar ruimte aan bieden, kan er een meer evenwichtige stad ontstaan.

Moderator: De beelden die zijn gemaakt worden niet letterlijk uitgevoerd? Hoe kunnen mensen reageren op de voorstellen van vandaag?

Frank van den Beuken: Deze verkenningen laten zien wat je zou kunnen willen in de stad. We willen weten wat deze schetsen oproepen bij mensen? In positieve zin en in negatieve zin. We willen ook weten wat weerstand oproept. Een doel van de ontwerpmanifestatie is om het toegankelijker om te praten over de stad die we voor de toekomst willen. In de ontwerpvoorstellen zitten ook concrete ideeën die niet direct kunnen landen in de omgevingsvisie, maar misschien wel gebiedsuitwerkingen door kunnen werken. Vanaf september is er een tentoonstelling bij de OBA. Hier willen we deze visies ook toegankelijk maken voor het publiek, gesprekken over voeren en feedback vragen. Frank van den Beuken sluit af dat hij heel blij is met de ontwerpen van vandaag: Dit is een feest van verbeelding, dat we hopelijk vaker gaan vieren hier in Amsterdam.

Tot slot roept de moderator op om op de visies te reageren. Reacties kunnen nu nog ingediend worden voordat de ontwerp-omgevingsvisie in januari 2021 naar B&W gaat. Met dank aan Pakhuis de Zwijger sluit de moderator af.

Een op alle vlakken goed functionerende en ingerichte ondergrond, zodat de Amsterdamse ambities waar kunnen worden gemaakt.

Maarten Hogeweij, Frans Dubbeldam, Henriette van Hoek. 
Allen werkzaam bij gemeente Amsterdam, namens werkgroep de Ondergrond van Amsterdam

Hoe: door slimmer samen te werken en met een samenhangende blik naar thema’s te kijken, wordt de schaarse ruimte in de ondergrond beter ingericht en benut, waarbij de ondergrond ook nog bijdraagt aan een duurzaam leefklimaat . Door meer regie op de ondergrondse ruimte te voeren, wordt een bewustere afweging gemaakt tussen ambities die elkaar ondergronds in de weg zitten. Daarnaast zien initiatiefnemers de weerslag van een plan op de ondergrond in een vroeg stadium en als randvoorwaardelijk voor een toekomstbestendige ontwikkeling.

Amsterdam die grote stad, die is gebouwd op palen.

Al in de zestiende eeuw werd in Amsterdam slim gebruik gemaakt van de ondergrondse ruimte. Boomstammen werden toen de grond in geslagen om ervoor te zorgen dat gebouwen niet op de slappe veenlaag rustten, maar op de stevigere zandlaag daar onder. Dit is een goed voorbeeld van creatief omgaan met technische uitdagingen, om zo de hoge ambities waar te kunnen maken.

Ook in het huidige Amsterdam zijn er genoeg uitdagingen. In tegenstelling tot in de 16e eeuw, ligt de ondergrond van Amsterdam tegenwoordig vol met infrastructuur. Te denken valt hierbij aan kabels & leidingen, ondergrondse parkeerruimtes en afvalcontainers, kelders en daarnaast ruimte voor infiltratie van regenwater en boomwortels. Dit zijn zaken die vaak niet flexibel te verplaatsen zijn. Tegelijkertijd zijn de ambities van Amsterdam torenhoog. De komende jaren wordt in Amsterdam hard gewerkt aan o.a. klimaatbestendigheid, circulariteit, aardgasvrij, en digitalisering. Al deze ambities hebben een ondergronds ruimtebeslag, en leggen dus nog meer druk op de al krappe ruimte in de ondergrond. Daar komt nog bovenop de woningbouwopgave, die veelal in transformatiegebieden plaatsvindt, waar weinig ruimte is voor extra ondergrondse infrastructuur. Het is dus duidelijk dat als er geen stappen worden gemaakt, de ondergrond te vol wordt, en dit ertoe leidt dat de gestelde ambities in gevaar komen. Dit artikel gaat in op oplossingsrichtingen voor dit probleem.

Slimmer ontwerpen met de ondergrond als uitgangspunt

Er kan winst worden behaald in een slimmer ontwerpproces. Een goed voorbeeld hiervan is te vinden in het ontwerp van de gebiedsontwikkeling Amstelstad. De lange strook tussen het Amstelstation en het AMC-ziekenhuis ondergaat de komende jaren een transformatie: in het gebied waar alleen werd gewerkt, komt een levendige stadswijk met 15.000 woningen. Dit gaat gepaard met een transformatie in de ondergrond: er wordt een warmtenet aangelegd dat ervoor moet zorgen dat de wijk aardgasvrij wordt. Ook moeten er plekken voor gescheiden inzameling van afval gerealiseerd worden. Ten slotte moeten er ook klimaatadaptatie-maatregelen worden ingepast. Als dit alles zonder nadenken zou worden neergelegd, zou het een drama worden. Het kabel- en leidingenpakket zou niet in de straat passen en er zou onvoldoende ruimte zijn voor boomwortels en om regenwater af te voeren.

Daarom wordt er gewerkt met een nieuwe procesaanpak. In deze nieuwe aanpak wordt de ondergrond bewuster meegenomen in het ontwerpproces. Ook wordt er gezocht naar technische oplossingen, zoals kabels en leidingen meerlaags leggen. Daarnaast staat een samenhangende benadering centraal: professionals van verschillende partijen die verantwoordelijk zijn voor ondergrondse infrastructuur zijn vanaf het begin bij het ontwerpproces betrokken, om zo samen tot slimme oplossingen en koppelingen te komen.

Regie voeren

Naast slimmer ontwerpen, is een tweede oplossingsrichting een betere gemeentelijke regie op de ondergrond. Als eigenaar van de grond, als integraal ontwerper en beheerder van de openbare ruimte en als ontwikkelaar van de stad is de gemeente de aangewezen regisseur. Gelukkig is de gemeente al bezig met de invulling van deze rol. Stadsregie doet haar werk en vult haar taak steeds breder in. Ook wordt er gewerkt aan een datadossier ondergrond. In dit dossier worden ondergrondse assets beter vindbaar. Binnen het Koppelkansenproject werkt de gemeente samen met Liander en Waternet aan gezamenlijke oplossingen en integrale ontwerpen voor boven- en ondergrond.

Idealiter wordt de ondergrond als onderwerp ondergebracht bij bestaande programma’s, zoals klimaatadaptatie en de energietransitie. De samenhang tussen deze programma’s voor het ondergrondse ruimtebeslag is nog een heikel punt. Verschillende ambities hebben gemeen dat ze allemaal een ondergronds ruimtebeslag hebben. Dit ruimtebeslag wordt nu nog onvoldoende in samenhang bekeken. Wanneer niet alles past, moet er een afweging worden gemaakt tussen ambities. Om tot zo’n afweging te komen, moet wel helder in beeld zijn welke programma’s per gebied ondergrondse ruimte nodig hebben. Hiervoor is een gebiedsgerichte aanpak van belang. Om regie te kunnen voeren, moet bij elke beslissing in de openbare ruimte worden nagedacht over de ondergrondse effecten.

We kunnen ook leren van lopende projecten, zoals Centrumeiland IJburg of Sluisbuurt op het Zeeburgereiland. Daar worden ambities voor energie, afval, rainproof en nutsvoorzieningen in samenhang boven- en ondergronds op een hoger niveau getild. In de bestaande stad is dat veel lastiger en moet er gezocht worden naar een zo optimaal mogelijke oplossing. Die zoektocht is gaande in diverse projecten in de stad. Daar moeten vaak compromissen gesloten worden.

Samenvattend

Centraal staat het feit dat er door de gemeente keuzes moeten worden gemaakt. Niet alles past in de ondergrond, dus bij activiteiten met een ondergronds ruimtebeslag moet worden afgewogen wat voorrang krijgt, net zoals dat in de bovengrondse openbare ruimte gebeurt. Daarnaast moet steeds de samenwerking worden gezocht tussen verschillende programma’s en thema’s, zowel binnen als buiten de gemeentelijke organisatie. Door samen slimme oplossingen te zoeken, past er meer.

De ondergrond is het fundament onder onze stad. Goed omgaan met de ondergrond, is het fundament onder goed werken aan de stad.

Christine Finke komt oorspronkelijk uit de VS woont sinds een vijf jaar in Amsterdam. Ze is naar Amsterdam verhuisd om voor een tech company te gaan werken. Amsterdam is aantrekkelijk voor expats vanwege het groen, de voorzieningen en de aanwezigheid van een internationale community. De belastingvoordelen die veel expats hebben aangetrokken zijn inmiddels opgeheven, waardoor er veel expats weer zullen wegtrekken uit de stad. Christine voelt zich thuis in Amsterdam, al is het lastig integreren vanwege haar gebrekkige kennis van de taal en cultuur. Haar wensen voor Amsterdam zijn minder auto’s, schonere lucht en betere toegang tot betaalbare biologische producten. 

Expat community

Het was aanvankelijk lastig om een woning te vinden voor Christine en haar partner. Na lang zoeken hebben ze een appartement in Nieuw-West gevonden. Ze vindt de buurt heel prettig om te wonen en geniet van de nabijheid van winkels en groen. Amsterdam is een aantrekkelijke stad om te wonen vanwege de menselijke maat, het groen en de verscheidenheid aan voorzieningen. Amsterdam heeft actief expats aangetrokken door belastingvoordelen in te stellen, waarbij hoogopgeleide expats de eerste acht jaar over 30% van hun inkomen geen belasting betalen. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen kan dat oplopen tot een voordeel van 700-1000 euro per maand. Nu de regel per 2021 is ingekort ziet Christine dat meerdere expats ervoor kiezen om weer te vertrekken. Voor haar speelt het aflopen van de regeling ook mee in haar beslissing om binnen een paar jaar weer terug te verhuizen naar de VS.

Internationale cultuur

Naast de bedrijven waar ze voor werken brengen expats ook hun eigen cultuur mee. Zo heeft ze vrienden die restaurantjes zijn begonnen en op die manier iets toevoegen aan het internationale karakter van de stad. Amsterdammers zijn aardig, maar het is lastig om echt te integreren omdat ze de taal niet spreekt en de Nederlandse cultuur niet kent. Toch voelt ze zich thuis in Amsterdam, want Amsterdam heeft een eigen unieke cultuur. Daar zijn de expats ook onderdeel van.

Verbeteringen voor de stad

Een aantal dingen vallen Christine op in vergelijking met andere landen waar ze heeft gewoond. Amsterdam heeft een fantastisch OV-netwerk en mensen zijn er ontzettend relaxed. Het is net alsof ze niet fulltime werken; Amsterdammers lijken altijd te genieten van hun vrije tijd en van een goede kwaliteit van leven. Wel valt haar op dat het zorgsysteem minder goed werkt dan in bijvoorbeeld Duitsland, waar meer preventieve zorg is en het makkelijker is om verwezen te worden naar een specialist. Ook is het ontzettend duur om biologisch te eten en moet je ervoor naar speciale winkels, waardoor het iets voor de elite wordt. Tenslotte hoopt Christine dat er meer ruimte komt voor stadslandbouw, dat de kwaliteit van de lucht verbeterd en de fietsers meer ruimte krijgen.

Najam Ali begon in 2001 als taxichauffeur en heeft inmiddels zijn eigen bedrijf. Dutchcabs faciliteert nieuwe chauffeurs bij het starten van hun onderneming. Inmiddels zijn vrijwel alle chauffeurs zzp’ers, waarvan het overgrote deel voor Uber rijdt. Najam hoopt dat de belmarkt gereguleerd wordt zodat de concurrentie minder wordt en de overlast van taxi’s in het centrum afneemt. Ook adviseert hij om de grote routes naar de stad voor taxi’s en leveranciers open te houden, zodat winkels en hotels bereikbaar blijven.

Veranderingen in de taxiwereld

Najam heeft de taxiwereld sinds 2001 flink zien veranderen. Werkte hij eerst in loondienst, vanaf 2005 was het voor chauffeurs steeds gebruikelijker om als zzp’er te werken. Na een tijdje voor de TCA te rijden en een aantal experimenten met limousines en een eigen taxibedrijf, is hij met een vriend een eigen bedrijf gestart. Ze bieden tours aan voor toeristen en administratieve service voor beginnende chauffeurs. Hij heeft veel chauffeurs de overstap van TCA naar Uber zien maken. Uber heeft soepelere regelingen en werkt op commissiebasis, wat voor veel chauffeurs voordelig is. Uber is inmiddels de grootste aanbieder van taxi’s in Amsterdam. Dit heeft een groot effect op de markt, omdat iedereen Uber kan rijden. De prijzen zijn daarom flink omlaag gegaan. Zijn chauffeurs klagen daarover, net als over de drukte. Een andere grote verandering is de shift naar elektrische taxi’s, waarover Najam zeer te spreken is: goed voor het milieu.

Regulering van de belmarkt

Er zijn twee soorten markten in Amsterdam: de opstapmarkt en de belmarkt. De opstapmarkt wordt gereguleerd door het beperken van het aantal vergunningen en opstapplaatsen. Op de belmarkt zit geen limiet, waardoor het aantal taxi’s onbeperkt is. Dat betekent dat er chauffeurs vanuit Purmerend of Utrecht naar Amsterdam komen om te rijden. Vooral in de weekenden en avonden is het daardoor veel te druk. Dat brengt veel overlast met zich mee. Daardoor komen er regels, waar ook de vaste chauffeurs de dupe van zijn. Najam is groot voorstander van de regulering van de belmarkt, zoals in Noorwegen gedaan is. De concurrentie wordt daardoor kleiner en de overlast beperkt.

Toegankelijkheid van het centrum

Omdat het huidige college graag een autoluwe stad wil wordt het voor taxi’s steeds moeilijk om het centrum in te komen. Er is nog maar één inrijroute naar het centrum, via Waterlooplein-Blauwbrug-Amstel. Voorheen kon je ook via de Heineken Experience-Vijzelgracht-Muntplein, dat is niet meer mogelijk. Uitrijden kan enkel via het Damrak, maar daar staat het altijd vast. Dit heeft vooral te maken met het aantal buitenlandse auto’s. Er zou meer campagne gevoerd moeten worden voor de P+R-plekken buiten het centrum, dat zou de drukte flink beperken. In het ergste geval zou er zelfs een ‘congestions charge’ moeten worden ingevoerd, zoals in Londen. Zoals het nu is, gaat het niet. Najam snapt de overweging om 30-kilometerzones in te voeren, vanwege de veiligheid voor voetgangers en fietsers. Wel adviseert hij sterk om een aantal grote routes open te houden voor leveranciers van goederen en taxi’s, zodat het verkeer toch doorstroomt. Met name de routes naar de Dam en het Centraal Station zouden beter kunnen.

Adviezen aan de gemeente:

  • Reguleer de belmarkt voor taxiverkeer, zodat er minder concurrentie is en minder overlast.
  • Maak de stad autoluw door in te zetten op P+R en 30-kilometerzones, maar houd de stad bereikbaar voor leveranciers en taxiverkeer door een aantal grote routes open te houden.
  • Blijf chauffeurs stimuleren om naar elektrische auto’s over te stappen door voordelige belastingregelingen aan te bieden.