Benut de ‘window of opportunity’
In 2020 bracht een onzichtbaar virus de wereld tot stilstand. Van het ene op het andere moment realiseerden we ons hoe kwetsbaar we zijn.
Door Marleen Stikker
Van het een op het andere moment was het niet meer vanzelfsprekend dat we dat we onze ouders konden bezoeken, dat we konden reizen. Iedereen vormde, als potentiële drager van het virus, een gevaar voor de ander. De binnenstad van Amsterdam raakte leeg. De drommen toeristen verdwenen. Theaters, winkels en restaurants dreigden failliet te gaan. Het verdwijnen van het overmatige Nutella-aanbod was geen gemis, maar het voortbestaan van buurtwinkels en het lokale culturele aanbod stond op het spel.
Terwijl iedereen juist de waarde van onze plek, onze plaats, ons huis weer herontdekte. Het blokje om en het praatje met de buurman. De publieke ruimte werd weer ingenomen door bewoners. De lege trottoirs en straten werden gevuld met spelende kinderen en borrelende buren, ieder met een stoel voor de eigen deur. Het belang van publiek domein en publieke waarden werd overduidelijk. We zagen dat de publieke sector onze samenleving draagt. Dat onderwijzers, verplegers, buschauffeurs en schoonmakers vitale rollen vervullen. We zagen in dat sociale structuren de basis van onze samenleving vormen. Het was de overheid die met onze publieke middelen marktpartijen moest redden. Bedrijven hadden hun winsten doorgeschoven naar aandeelhouders en waren niet bereid hun verantwoordelijkheid te nemen. De crisis werd afgewenteld door miljarden te lenen van toekomstige generaties.
Het virus was niet het enige dat toekomstplannen doorkruiste. De opwarming van de aarde dreigde een nog veel grotere impact te hebben op onze wereld. Het vermogen van de mensheid om over de wereld te heersen liep ten einde. De grenzen van de planeet waren bereikt; het verhaal over vooruitgang en groei kregen een flinke optater. Volgende generaties gingen het niet vanzelfsprekend beter hebben. We keken verbaasd om ons heen: hoe waren we hier terecht gekomen? Wat hadden we als mensheid aangericht?
Hoe kregen we onze planeet, ons land, onze regio en onze achtertuinen weer leefbaar? Hoe een uitweg te vinden uit het onbegrijpelijke web van kapitaal en macht dat over onze wereld was gespannen? Zelfs technologische innovatie, waar we altijd op vertrouwden, bleek een grote keerzijde te hebben en tastte fundamentele waarden aan. Hoe ervoor te zorgen dat de eigenaren van technologie ons niet de baas werden? Wat als steden onvoldoende productiemogelijkheden hadden om zelfvoorzienend te zijn, of onvoldoende voedsel en grondstoffen? Die scenario’s waren wel eens eerder gepresenteerd, maar bleken opeens niet meer ondenkbaar. Wat als de wereldeconomie instortte en Nederland haar positie als handelsland zou verliezen? Het was niet meer vanzelfsprekend dat Amsterdam de komende decennia verder zou blijven groeien en dat de stroom van toeristen en expats druk zou blijven uitoefenen op de woningvoorraad. Er waren zorgen over hoe we ons geld moesten verdienen, hoe we met minder consumptiegoederen konden leven. Leren repareren, zelf voedsel verbouwen en energie opwekken werden noodzaak. Maar leerden we dat wel voldoende op school, en op het werk? En was onze thuissituatie daarop voorbereid?
Talloze denktanks en toekomstverkenners bogen zich over hoe het dan wél moest. De gesprekken die al jaren werden gevoerd, werden uitermate urgent. Nu of nooit, zeiden we. We brainstormden, vanwege het virus in uiteenlopende wandeloverleggen en conference calls, van Jitsi tot Zoom, Webex en Teams. Er ontstonden groepen rondom financiële instellingen, groene denkers, radicale creatieven, stadsmakers. Er waren oploopjes van hoogleraren en strategische sessies van de vele planbureaus die het land rijk is. Wat we in 2020 leerden, is onze verbeelding aan te spreken: ons vermogen om een nieuwe wereld voor te stellen. Het was tijd om het echt anders aan te pakken.
Die tijd is nu. In de 21e eeuw kunnen we de aarde niet meer onderwerpen aan onze grillen en een niet te stillen honger naar meer. We moeten onszelf en onze plaats in de wereld opnieuw uitvinden in onderlinge samenhang. Onze afhankelijkheid en verantwoordelijkheid begrijpen ten opzichte van andere levensvormen. Daarvoor zijn nieuwe vormen van productie, andere rekenmodellen en een andere relatie tot eigendom, kapitaal en werk nodig. Dat leidt tot een herwaardering van de wijk en van de straat waar we leven, en tot een nieuw begrip van onze afhankelijkheid van anderen over de gehele wereld. Het is nodig om grenzen te stellen aan de uitwassen van het neoliberale marktdenken, aan de onbelaste kapitaalstromen en de grote tech- en platformbedrijven die ons de zeggenschap over onze steden hebben afgenomen.
Het vraagt om een andere manier om onze successen te vieren; publieke waarden staan centraal en de capaciteiten van iedereen worden gewaardeerd. We spreken niet meer over human capital omdat mensen niet terug te brengen zijn tot hun waarde voor transacties en markt. We spreken over sociale intelligentie, sociale innovatie en hoe mensen kunnen bijdragen aan missies en maatschappelijke opgaven. We hebben het niet meer over ‘hoger’ en ‘lager’ onderwijs of over ‘beta-’ en ‘alfa-opleidingen’ omdat we alle vormen van kennis en vakmanschap even belangrijk vinden. We beheren de toegang tot onze gezamenlijke bronnen eerlijk. We omarmen lokale betrokkenheid en internationale verbondenheid. We vinden relaties belangrijker dan transacties, want, zo leerden we: alles hangt met alles samen. Niet competitie, maar samenwerking is het nieuwe normaal.
De kans om de wereld in balans te krijgen moeten we wel benutten. De ‘window of opportunity’ wordt steeds kleiner. Daarvoor moeten we onze verbeelding aanspreken: ons vermogen om die nieuwe wereld voor te stellen. En we moeten voortbouwen op datgene wat al kan. De toekomst is al geprototyped. Het nieuwe is al aanwezig. Het is geen rocket science, geen onhaalbare kaart. De inclusieve ontwerpmethodieken zijn er. Er zijn oplossingen voor productiemethoden, materiaalstromen, en marktmechanismen die geen uitputting van de aarde of uitbuiting van mensen tot gevolg hebben. En de 21e eeuwse sociaal-economische modellen zijn uitgedacht. Een samenleving en economie op basis van regeneratie en waardebehoud is mogelijk. We kunnen de stad van de toekomst volgens die principes bouwen. Een toekomst die de stad iets van de rust en ruimte teruggeeft die we kortstondig hebben mogen ervaren tijdens de eerste maanden van de coronacrisis.